Brussels Griffon

FCI standaard Nº 80

Land van oorsprong
België
Vertaling
Mevr. Liliane De Ridder-Onghena
Groep
Groep 9 Gezelschapshonden
Sectie
Sectie 3 Kleine Belgische hondenrassen
Werkproef
Zonder werkproef
Definitieve erkenning door de FCI
dinsdag 26 oktober 1954
Publicatie van de geldende officiële norm
dinsdag 25 maart 2003
Laatste update
maandag 05 mei 2003
En français, cette race se dit
Griffon bruxellois
In English, this breed is said
Brussels Griffon
Auf Deutsch, heißt diese Rasse
Brüsseler Griffon
En español, esta raza se dice
Grifón de Bruselas

Gebruik

Waak- en gezelschapshondje.

Kort historisch overzicht

Deze drie rassen (Brussels Griffonnetje, Belgisch Griffonnetje en Klein Brabandertje) zijn ontstaan uit een klein ruwharig hondje “Smousje” genaamd; dat reeds eeuwenlang in de Brusselse omstreken voorkwam.
In de 19e eeuw werd er ingekruist met de King Charles Spaniel en de Mopshond hetgeen hem zijn zwarte en korte beharing gaf en het huidig rastype werd gefixeerd. Deze kleine hondjes waren zeer waakzaam en werden gefokt om de koetsen te bewaken en de stallen vrij te houden van knaagdieren.
In 1883 werden de eerste Brusselse Griffonnetjes ingeschreven in het LOSH (Livre des Origines St.Hubert). Het betrof hier Topsy (LOSH N° 163) en Foxine (LOSH N° 164). Rond 1900 was het ras zeer populair, ondermeer dankzij de koninklijke belangstelling van Marie-Henriette, Koningin van België. Talrijke hondjes werden naar het buitenland geëxporteerd en hebben bijgedragen aan de verspreiding en de populariteit van het ras.

Algemeen totaalbeeld

Klein gezelschapshondje; intelligent; evenwichtig; alert; fier; robuust; nagenoeg vierkant; met goed bot; maar tevens elegant in zijn beweging en bouw. Hij trekt de aandacht door zijn bijna menselijke expressie. De twee Griffonnetjes zijn ruwharig en onderscheiden zich door hun kleur; terwijl het Klein Brabandertje een korte vacht heeft.

Belangrijke verhoudingen

De lichaamslengte; gemeten van de boegpunt tot de zitbeen punt moet zoveel mogelijk gelijk zijn aan de schofthoogte.

Gedrag en karakter (aard)

Een klein; evenwichtig hondje; alert; fier; zeer gehecht aan zijn meester; zeer waakzaam. Niet angstig (schuw) noch agressief.

Hoofd

Bovenschedel

Hoofd
Dit is het lichaamsdeel dat het meest karakteristiek is en dat bij het ras het meeste in het oog springt. Het hoofd is vrij groot in verhouding tot het lichaam en heeft een bijna menselijke uitdrukking. Bij de Griffonnetjes is het haar hard; rechtopstaand en warrelig; het is langer boven de ogen; op de neusrug; de wangen en de kin en vormt het hoofdgarnituur.
Schedel
Breed en rond. Het voorhoofd is goed gewelfd. 
Stop
Zeer sterk benadrukt.

Facial region

Neus
Zwart. De neus bevindt zich op dezelfde hoogte als de ogen. De neus is breed en de neusgaten zijn goed geopend. De neuspunt is naar achteren gekanteld; waardoor in profiel gezien; kin, neus en voorhoofd op éénzelfde lijn liggen.
Voorsnuit
De neusrug; neus inbegrepen is zeer kort en zal niet 1,5 cm overschrijden. Bij het Klein Brabandertje lijkt een correcte neusrug wat langer; door het ontbreken van het garnituur. Een niet gekantelde (opgewipte) neusrug; evenals een neus met de bovenzijde onder de verbindingslijn tussen de ogen; geven een verkeerde expressie en zijn zware fouten.
Lippen
Zwart. De boven- en onderlip sluiten strak en dicht aaneen. De bovenlip mag geen hanglip vormen en bedekt niet de onderlip. Een te losse bovenlip schaadt de gewenste expressie.
Kiezen / tanden
De onderkaak is goed opgebogen naar boven; zij is breed; niet puntig en steekt voor de bovenkaak uit. Het ras is een ondervoorbijter. De zes snijtanden van iedere kaak zijn bij voorkeur regelmatig ingeplant; in rechte lijn; en boven en onder mooi evenwijdig aan elkaar. De mond moet goed sluiten, waarbij noch de tanden; noch de tong zichtbaar zijn. De breedte en het vooruitsteken van de kin zijn van groot belang voor de gewenste expressie. Er moet opgelet worden dat er geen snijtanden ontbreken.
Ogen
Goed uit elkaar geplaatst; groot en rond; nooit uitpuilend. Bruine kleur; zo donker mogelijk. Zwart omrand; en bij voorkeur zonder het wit van de oogbol te laten zien. Een klein oog of ovaal of lichtgekleurde ogen zijn een fout.
Oren
Klein; hoog aangezet; met voldoende afstand tussen beide oren. De niet-gecoupeerde oren worden halfopstaand gedragen en vallen naar voor. Te grote oren zijn ongewenst; evenals opzij van het hoofd neerhangende oren. Gecoupeerde oren zijn puntig en recht opstaand. Zowel gecoupeerde als niet-gecoupeerde oren worden als evenwaardig beschouwd.

Hals

Middelmatig lang; gaat harmonisch in de schouders over.

Lichaam

Algemeenheid
De lichaamslengte moet zoveel mogelijk gelijk zijn aan de schofthoogte. Het algemeen voorkomen is een vierkant en krachtig hondje.
Schoft
Licht uitkomend.
Rug
Recht; kort en sterk.
Lendenpartij
Kort en gespierd; zeer licht gewelfd.
Croupe
Breed; vlak of zeer licht hellend.
Borst
Breed; diepte tot aan de ellebogen. Het sternpunt is aangeduid; hetgeen in profiel gezien een licht vooruitkomende voorborst geeft.
Ribben
De ribben zijn goed gewelfd; maar niet tonvormig of te vlak.
Onderlijn en buik
Buik licht opgetrokken; flanken goed uitkomend.

Staart

Hoog aangezet en tamelijk hoog gedragen. De gecoupeerde staart is met 2/3 van zijn lengte ingekort. De niet-gecoupeerde staart wordt omhoog geheven gedragen; met de staartpunt gericht naar de rug; zonder deze te raken en zonder opgerold te zijn. Een van nature korte staart; gebroken of over de rug gerolde staart is een ernstige fout.

Ledematen

Voorhand

Algemeen
De voorbenen evenwijdig geplaatst; hebben een goed bot en staan voldoende ver uit elkaar.
Schouders
Normale schouderhoeking.
Ellebogen
Goed aanliggend bij lichaam. Polsen stevig.
Voorvoeten
Klein; rond; noch naar binnen noch naar buiten gericht. De tenen zijn dicht bij elkaar geplaatst. Het is een fout wanneer de tenen aan elkaar verbonden zijn. Dikke voetkussens en zo donker mogelijk. Nagels bij voorkeur zwart en zo gepigmenteerd mogelijk.

Achterhand

Algemeen
De achterste ledematen hebben een goed bot en zijn evenwijdig geplaatst; de hoeking is in harmonie met de voorste ledematen.
Knie
Voldoende gehoekt.
Spronggewricht
Goed laag geplaatst; van achteren gezien noch te dicht noch te wijd uit elkaar.
Achtervoeten
Zie voorvoeten. Hubertusklauwen zijn niet gewenst.

Gangwerk

Krachtige; evenwijdige beweging van de ledematen; met goede achterhandsstuwing. Steppen en telgang zijn fouten.

Coat

Haarkwaliteit
Haarkwaliteit: Het Brussels Griffonnetje en het Belgisch Griffonnetje zijn de twee ruwharen met ondervacht. Het haar is van nature ruw; licht gegolfd; niet gekruld; maar wel getrimd. Het haar moet voldoende lang zijn om de textuur te kunnen beoordelen. Een te lange vacht schaadt het silhouet en is niet gewenst. Zijdeachtig haar of wolachtig haar zijn een zware fout.
Het Klein Brabandertje heeft kort haar. De vacht is stug; glad aanliggend en glanzend; maximale lengte is 2 cm.
Hoofdgarnituur: Bij de Griffonnetjes begint het garnituur (baard en snor) onder de neus-oog en strekt zich uit van oor tot oor; de snuit en de wangen goed bedekkend met dicht haar; dat langer is dan op de rest van het lichaam. Boven de ogen moet haar langer zijn dan op de rest van de schedel en vormt daar de wenkbrauwen.
Haarkleur
Brussels Griffonnetje: Rood: Rossig; wat zwart aan het hoofdgarnituur wordt getolereerd.
Belgisch Griffonnetje: Zwart; Zwart met roodbruin (black&tan). De tan aftekeningen moeten zuiver zijn en een diepe kleur hebben. Ze bevinden zich aan de voorbenen; van de voeten tot aan de polsen en op de achterbenen van de voeten tot aan de hakken. Aan de binnenzijde van de ledematen lopen ze hoger op. De aftekeningen komen ook voor op de voorborst; de wangen; de kin; boven de ogen; aan de binnenzijde van de oren; onder de staart en aan de anus. Het zwart mag vermengd zijn met roodbruin; hetgeen toegelaten is; alhoewel het zuiver zwart en het zuiver zwart met roodbruin (black&tan) de voorkeur hebben.
Klein Brabandertje: Dezelfde kleuren als bij de Griffonnetjes. Hij heeft een donker masker. Aanwezigheid van grijs in het masker van oudere honden mag niet bestraft worden.
Bij deze drie rassen worden enkele witte haren op de voorborst getolereerd; maar zijn niet gewenst.

Maat en gewicht

Gewicht
Varieert van 3,5 kg tot 6 kg.

Defecten

• Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de ernst waarmee de fout aangemerkt moet worden, in verhouding staan ​​tot de mate en het effect ervan op de gezondheid en het welzijn van betreffende hond en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten.
• De vermelde fouten moeten in ernst zijn.

Defecten die leiden tot uitsluiting

 Elk teken van agressiviteit; zeer angstig.
 Gedepigmenteerde neus of een andere kleur dan zwart.
 Constant zichtbare tong wanneer de mond gesloten is.
 Scheve onderkaak.
 Bovenkaak die voor de onderkaak uitsteekt.
 Andere kleuren dan deze in de standaard vermeld; zoals grijs; blauw & tan; bruin & tan; leverkleurig.
 Gelijk welke witte vlek.

NB :

• Elke hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen moet worden gediskwalificeerd.
• De gebreken hierboven vermeld, wanneer zij zich voordoen in een zeer duidelijke graad of frequent, zijn diskwalificerende.
• Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn ingedaald.
• Alleen functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw moet worden gebruikt voor de fokkerij.

Bibliografie

https://www.fci.be/

 

Gedetailleerde geschiedenis

De drie "kleine Belgen", een soortnaam die moet worden overgenomen omdat de Brabançon geen Griffon is, hebben duidelijk een gemeenschappelijke oorsprong. Ze komen uit de vele kleine rattenhonden, gewoonlijk "stabiele griffioenen" genoemd, die wijdverspreid waren in Europa, waaronder Frankrijk, Nederland en Duitsland. Deze honden waren erg handig wanneer het paard het belangrijkste transportmiddel en tractie was. Zeer levendig, nieuwsgierig, waakzaam, klein, het bleken zeer goede gezelschapshonden te zijn, weinig omvangrijk of duur om te onderhouden, in staat om knaagdieren te vernietigen, terwijl ze het huis hielden. Ze waren daarom de favorieten van handelaars, handwerkslieden en stadswerkers.

Maar deze honden werden ook gewaardeerd door de groten van deze wereld. Bedenk in dit verband dat Hendrik III, wiens mateloze smaak voor de Dwergspaniels beroemd is gebleven (hij nam ze overal, in een corbel die om zijn nek hing), ook kleine Griffons had, zoals blijkt uit een schilderij van Jacopo da Empoli (1554 - 1640) die de heerser in hun gezelschap vertegenwoordigt. En in de negentiende eeuw had Queen Draga van Servië (1867 - 1903) een van deze miniatuur Griffins bij zich, die haar ook het leven redde. Inderdaad, vermoedend een samenzwering tegen haar, begon ze al zijn gerechten te proeven aan zijn favoriete hond, en zijn vermoedens waren gerechtvaardigd omdat de hond vergiftigde en bezweek. De aldus ontdekte kok trok zichzelf ondertussen een kogel door het hoofd.

In Frankrijk werd geen aandacht besteed aan deze stabiele Griffins. Aan de andere kant hebben de Duitsers niet gemist om Pinschers, Affenpinscher en Schnauzers te selecteren. In Nederland maakten fokkers zich zorgen over hun Smousie, of Smoushond, voorheen bekend als de Nederlandse Terriër, een hond die veel lijkt op de Brusselse Griffon, hoewel van een aanzienlijk grotere omvang (van 7 tot 8 kilo).

De Stable Griffins waren erg populair in België, waar ze erg oud leken te zijn: ze waren waarschijnlijk afstammelingen van de kleine Barbet, van de ruige jachthond, veel gebruikt in de duinen en moerassen grenzend aan de Noordzee. Tenzij ze voor een verre voorouder de kleine Griffon van de Galliërs hadden die de Romeinen Agassin noemden.

De Vlaamse schilderkunst biedt veel afbeeldingen van deze bescheiden, ruwharige of warrig uitziende honden, die in werkelijkheid niet allemaal op de moderne Belgische Griffioenen leken (vooral hun hoofden waren over het algemeen langer). Sommigen roepen ze echter op een verrassende manier op. Zo is in het schilderij van Jan Van Eyck, het portret van de echtgenoten Arnolfini, uitgevoerd in 1434 bij Brussel, een kleine rode hond, met gegolfde haren (maar lang), met een typische uitdrukking, die zeker geen product is de fantasie van deze schilder.

In de vorige eeuw was België een paradijs voor kleine honden zoals de Spitz, de Schipperkes, de Bichons, de kleine spaniels en natuurlijk de Stable Griffins. In geen enkel ander land waren ze zo populair als in dat oude deel van Nederland, dat inderdaad al erg verstedelijkt en dichtbevolkt was. Bovendien, toen het noodzakelijk was om een ​​thuisland van oorsprong te geven aan de Continental Dwarf Spaniels en de Bichon met Curly Hair, moest Frankrijk deze eer delen met België. De Engelsen zelf, grote liefhebbers van honden, maakten frequente expedities naar de markten van Antwerpen of Brussel om deze kleine rassen te verwerven. Dus, hoewel omringd door de grote hondenetende landen die al Groot-Brittannië, Duitsland of Frankrijk waren, had klein België een bevoorrechte positie met het oog op zowel het aantal als de diversiteit van zijn hondenrassen.

Het is in deze context dat onze buren hun stabiele Griffins konden selecteren en verbeteren door te kruisen met buitenlandse rassen. In 1880, tijdens de eerste Belgische hondenshow, die samenviel met de Onafhankelijkheidsdag, werd aandacht besteed aan het identificeren van de verschillende Belgische rassen. Geen Schipperke kwam naar deze demonstratie die, zoals bekend, op de vlakte van Manoeuvres in Brussel stond. Aan de andere kant was er een miniatuur Griffon. Het was een roodharig, middellang langharig onderwerp dat toebehoorde aan een stadssergeant en daarom de 'stadswachthond' werd genoemd omdat, als ze bekend waren, Honden van deze soort hadden nog geen definitieve naam: ze werden ooit aangeduid als "Belgische Kortharige Terriers". De hond van de brigadier was, zo stellen we ons in, heel erg omringd en beloond, en natuurlijk kocht een passerende Engelse amateur het. Gelukkig was de waarde ervan niet ontsnapt aan een van de rechters, de heer Limbosch, die in staat was om vóór het vertrek van het dier voor Groot-Brittannië een projectie te verkrijgen voor zijn hond, de langharige Griffon. Uit deze unie werd Fox geboren, genaamd "hond van de koetsier" omdat hij eigenlijk toebehoorde aan een koetsier van de plaats Royale van Brussel, dhr. Notermans. De laatste en de sergeant van de stad, wiens geschiedenis helaas niet de naam heeft behouden, waren de oorsprong van de eerste selectie van de Griffioenen van België.

Maar een derde onderwerp was ook van groot belang bij het creëren van de race. Het was een hond genaamd Boy, maar het was beter bekend als "Petit Waterloo" omdat het toebehoorde aan een cafetaria waarvan de taveerne onder het teken van Little Waterloo stond. Deze hond, van een Yorkshire Terrier-hond; een ras dat zijn huidige perfectie nog niet had bereikt; werd gedekt door een vrouwelijke Carlin die de vader was van Tom, een beroemd exemplaar waarvan de eerste kampioenen van de tentoonstelling afkomstig waren. Maar de geschiedenis van deze weinige voorouders, hoe prestigieus ze ook zijn, kan op zichzelf de onduidelijkheden rond de geboorte van kleine Belgische honden niet verduidelijken. In feite zijn deze afstammelingen van de stal Griffons grootgebracht door arbeiders, kleine handelaars, bescheiden mensen, die zich er niet toe bekommerden om de geslachtsregisters van hun honden te noteren, of om ze te registreren in het boek van oorsprong van de Royal Society Saint-Hubert nieuw gemaakt. Evenmin hebben ze de opmerkingen die ze over hun honden hebben gemaakt nooit schriftelijk vastgelegd, meestal niet in de cafés, en ook niet op de uitsteeksels die in de achterkamer of de achterkant plaatsvonden. binnenplaats. We moeten ook weten dat deze fokkers dezelfde namen onder de verschillende nesten verspreidden. Zo waren er verschillende Fox, Tom of Little Waterloo.

De vermelding van bevestigde of vermeende kruisen geeft ons echter een idee van de bedoelingen van deze fokkers: ze keken naar een hond met een verwarde uiterlijk, die een rond gezicht met een zeer korte neus presenteerde, zeer karakteristiek in zwang aan het einde van de vorige eeuw. De ideale harde vacht is een tussenhaar, dat zijn lange en korte haarkenmerken ontleent, wat moeilijk te verkrijgen is, maar ook om stabiel te fixeren. Deze eigenaardigheden verklaren, aan de oorsprong, het gebruik van nieuwsgierige bij eerste sight-overtochten, zoals die met de Yorkshire of de Pug. Deze miniatuur molosse, die toen erg in de mode was, had het extra voordeel van het produceren van honden met een ronde kop en een zeer korte neus. Er waren ook bijdragen van de Engelse Dwarf Spaniel (King Charles), en in het bijzonder die van de variëteit Ruby, met de taankleurige kleur.

Aldus werden de kleine Griffons geboren, maar er moet niet worden afgeleid dat ze voornamelijk waren afgeleid van een heterogene mix van zeer verschillende rassen, in welk geval de voortgang van hun selectie niet zo snel zou zijn geweest. In werkelijkheid was het alleen maar een kwestie van het uiterlijk van een hond die tegelijk populair en oud is, verbeteren en hem een ​​ingetrokken snuit laten maken.

In 1880 werd een eerste hond tentoongesteld en in 1883 werden de verschillende rassen officieel gedefinieerd. Eindelijk, in 1904, werd de standaard ontwikkeld. En het succes was niet lang geleden, sinds het einde van de vorige eeuw, werden deze honden geadopteerd door de Belgische koninklijke familie en vooral door koningin Marie-Henriette, de vrouw van Leopold II, en door de hertog van Vlaanderen.

De Brussels Griffon, hardharig, rood, is zeker de eerste die werd gekarakteriseerd en het was het populairst. Bovendien kregen de Engelsen, die al vroeg belangstelling hadden voor de Griffons, eerst rode onderwerpen (Brussel) en vervolgens zwart en vuur. De Belgische Griffon, ook hardharig, zwart of zwart en rood, heeft niettemin zijn adel. Zijn voorouders hadden dus de eer om door Pierre-Auguste Renoir te worden vertegenwoordigd: in La Baigneuse au Griffon bijvoorbeeld, zien we een hond van zeer kleine omvang, met gehakte oren (maar met een ongeknipte staart, aan de andere kant). ), zwart en rood, met een korte stapel haar.

Wat de Petit Brabançon betreft, het vloeide voort uit kruisen met de Carlin. Het is waarschijnlijk dat deze onderwerpen aanvankelijk als ongewenst werden beschouwd en om deze reden werden onderdrukt. We erkennen ze uiteindelijk echter, omdat het kortharige honden van de unie van fokkers (in overeenstemming met de wetten van de genetica) zijn geboren, en het ras kreeg de naam van de provincie die voor hoofdstad Brussel. Aan de andere kant bleek dat de "korte haartjes" nuttig konden zijn bij het fokken van "harde haren", met name om de hardheid van het haar te verbeteren, die zonder deze bijdrage de neiging had om te gaan liggen en om te verzachten . Het bestaan ​​van de Brabançon had dus het voordeel om het gebruik van de Mops te vermijden, waarvan de morfologie nogal ver verwijderd is van die van de kleine Griffons.

De Petit Brabançon; zogezegd officieel, hoewel er nooit een "grote" Brabançon bestond; kan oorspronkelijk rood, zwart en vuur zijn of helemaal zwart. De laatste kleur is niet langer voorzien in de standaard, zelfs als deze nog steeds bestaat en de juryleden de onderwerpen die deze dragen belonen. Natuurlijk kan een Brabançon van tijd tot tijd worden geboren in een Griffon-nest, maar sinds 1977 is het niet mogelijk geweest om Griffons en Brabançon over te steken. Dus, als deze honden over het algemeen worden beschouwd als drie variëteiten van hetzelfde ras, moet worden gesteld dat de kortharige hond, de Brabancon, bijna als een afzonderlijk ras verschijnt. Al deze regels zijn behoorlijk ingewikkeld en missen soms logica: als we het voorbeeld van de tentoonstellingen aannemen, zien we dat elke variëteit zijn eigen CAC (certificaat van aanleg voor het nationale kampioenschap) krijgt, maar dat de twee Griffons zijn verzameld om het CACIB (certificaat van aanleg voor het internationale kampioenschap schoonheid) te behalen, terwijl de Brabançon een speciale klasse heeft.

De grote gunst die de "Kleine Belgen" aan het begin van de eeuw genoten, duurde tot in de tussenoorlogse periode. Colette, deze geweldige romanschrijver die bekend staat om haar liefde voor de Franse Bulldog, had ook veel tederheid voor de Brabançon. Ze had er verschillende en beschreef ze vele malen in haar werk: "Nelle is haarrood, glinsterende, met een masker van zijdeaapjes, glinsterende ogen van eekhoorns," kan lezen.

De Tweede Wereldoorlog heeft een zware slag toegebracht aan de fokkerij van het ras, een fenomeen dat hij niet bijzonder vindt, want toen de dame en luxehonden ook begonnen te democratiseren, richtte het grote publiek zich niet op rassen met een plat gezicht, die de honden van weinig kenners zijn geworden. Maar als de inwoners van Brussel, de Belgen en de Brabançons eindelijk meer hebben geleden, is het misschien eenvoudigweg vanwege hun nationaliteit; hun honden houden zich zelfs niet zo veel bezig met hun nationale rassen, wat blijkt uit het feit dat buitenlandse fokken van deze rassen vaak talrijker en beroemder is dan hun Belgische tegenhangers. Zo zijn Griffons en Brabançons in België zeer zeldzaam geworden, meer dan in Frankrijk, Nederland, Zwitserland en Italië, waar ze hoe dan ook niet talrijk zijn. In Groot-Brittannië behouden ze een grote kern van fervente amateurs: op een van de laatste edities van Cruft; de meest beroemde Engelse tentoonstelling; men zou ongeveer zestig onderwerpen van deze drie variëteiten kunnen bewonderen.

De standaard van deze honden is meer dan tachtig jaar oud en is sindsdien weinig veranderd. Een herziening, uitgevoerd door de Belgische autoriteiten die de enige eigenaren zijn, zou echter niet nutteloos zijn, omdat deze norm soms een beetje te beknopt is. Het lichaam moet "cob" zijn, wat aangeeft dat het in een vierkant past) maar ook dat de verhoudingen worden verzameld) met in het bijzonder een tamelijk brede en diepe thoracale kooi. De fragiele, pootloze, slanke en langwerpige ledematen zijn ongewenst, net als die met een grote borst (gekarteld). De hals, licht gewelfd, mag niet te kort of te groot zijn. Wat het haar betreft, het wordt beschreven als hard, gegolfd, van gemiddelde lengte, wat onnauwkeurig is; op dit moment is het gewenst om een ​​hard en droog haar te hebben dat goed aan het lichaam hecht (terwijl de term "verstoord" betekent dat het haar niet perfect aan het lichaam hecht), wat impliceert dat het nodig is om te borstelen beide soorten Griffins door ontharing. Het moet benadrukt worden dat het haar niet wollig of vervaagd mag zijn. De baard moet, zonder buitensporige lengte te zijn, overvloedig zijn, en zo trim vormen, en dit wordt ook niet gespecificeerd in de standaard. Hoe dan ook, de Kleine Belgen verdienen zeker veel meer aandacht dan degene die ze hebben uitbesteed om ze tot nu toe te lenen.

Griffons van België en Petit Brabançon zijn tegenwoordig zeer zeldzame honden, omdat ze, om hen te dienen, alleen een verouderd beeld hebben. Sterker nog, ze blijven officieel 'lady's dogs', een uitdrukking die al heel lang uit de mode is. En toch zijn dit originele honden: de eerste fokkers wilden dat ze, in afname, honden werden gebouwd als grote mastiffhonden, deze stoere vrienden die werden gebruikt in de gevechten tegen de stieren en die gewend waren om de Boxer te maken. In plaats van alleen speelgoed of fragiele elfjes te zien, kunnen we de kleine Belgen als mini-boksers beschouwen.

Bovendien versterkt de rustieke vacht alleen deze indruk van degelijkheid. Zelfs de kortharige Brabançon heeft een goed gevulde pelisse die niet lijkt op de korte, onbehaarde jurk van sommige miniatuurrassen. Met hun gecamoufleerde hoofden, hun ogen ver uit elkaar, zeer briljant, goed "geverfd", hebben deze honden zeker iets van de aap, en ze zijn nieuwsgierig, speels, speels en begrijpend, net zoals ze erg oplettend zijn. Bovendien zijn ze helemaal niet chagrijnig of wispelturig, maar integendeel gemakkelijk en interessant, heel aanhankelijk, gehecht aan hun familie en zeer sociaal, relatief rustig, wat niet belet dat ze altijd op de hoogte zijn waakzaam, voor niets ontsnapt aan hun scherpzinnigheid. Hun waakzaamheid maakt hen goede waarschuwingen, en als het gebeurt dat bepaalde onderwerpen lawaaierig lijken, komt dat vooral omdat ze zich vervelen, lange momenten thuis zijn gelaten of tevergeefs de aandacht hebben getrokken van hun entourage. Kortom, het zijn uitgebalanceerde honden, waarbij verlegenheid of agressie een tekortkoming is. Om hun meester te behagen is wat de kleine Belgen vooral liefhebben, dus het is niet moeilijk om hen te onderwijzen, om hen in het bijzonder te leren om te zwijgen.

Zo'n kleine duivel houdt van spelletjes en kan het goed vinden met kinderen, op voorwaarde dat ze gewend zijn aan zijn gezelschap en hem niet behandelen als een knuffeldier omdat hij waardig is. en trots. Deze "kleine maten" zijn natuurlijk gewend om in een appartement te wonen, maar dat betekent niet dat ze homebody zijn en je moet weten dat ze genieten van wandelingen in het bos, in vrijheid. Ze vormen geen specifieke gezondheidsproblemen, maar zoals voor alle honden met grote ogen op het hoofd, moet erop worden gelet dat ze regelmatig worden gereinigd en dat ze geen tocht of tocht veroorzaken. stof, wanneer je kunt.

Griffons Bruxellois en Belgisch, Petit Brabançon zijn geschikt voor iedereen die op zoek is naar een vleugje originaliteit zonder zich zorgen te hoeven maken over mode, of die gevoelig zijn voor hun zij een beetje "retro". Deze metgezellen van de elegante jaren van de gekke jaren verschenen op de armen van de modellen in modebladen.