Franse Bulldog |
||
FCI standaard Nº 101 |
||
Land van oorsprong |
Frankrijk | |
Groep |
Groep 9 Gezelschapshonden | |
Sectie |
Sectie 11 Kleine Molossers | |
Werkproef |
Zonder werkproeven | |
Definitieve erkenning door de FCI |
dinsdag 30 november 1954 | |
Publicatie van de geldende officiële norm |
donderdag 10 augustus 2023 | |
Laatste update |
maandag 18 september 2023 | |
En français, cette race se dit |
Bouledogue français | |
In English, this breed is said |
French Bulldog | |
Auf Deutsch, heißt diese Rasse |
Französische Bulldogge | |
En español, esta raza se dice |
Bulldog Francés |
Gebruik |
Gezelschapshond, waakhond. |
Kort historisch overzicht |
De vermoedelijke afstamming: zoals alle dogachtigen van de Molosser uit Epire en het Romeinse keizerrijk. Verwant aan de Engelse Bulldog, de Alans (uit de middeleeuwen), de Franse Doggen en Mastiffs. De bulldog die wij kennen is het product van verschillende kruisingen die gedreven fokkers in de volkswijken van Parijs in de jaren voor 1880 maakten. Destijds als hond van de slagers en koetsiers van "les Halles", wist hij het hart te veroveren van de high society en de artiestenwereld door zijn bijzondere bouw en karakter. Hij nam snel in aantal toe. De eerste rasvereniging werd in 1880 in Parijs opgericht. De eerste geregistreerde inschrijving dateert uit 1885 en de eerste standaard werd opgemaakt in 1898, het jaar waarin de "société centrale canine" het Franse Bulldog ras erkent. De eerste geshowde hond dateert uit 1887. De standaard, gewijzigd in 1931, 1932 en 1948, werd herschreven in 1986 door H.F. Reant en R. Triquet (gepubliceerd door de F.C.I. in 1987) en in 1994 door het bestuur van de Franse Bulldoggenclub in samenwerking met R. Triquet. |
Algemeen totaalbeeld |
Typisch een klein formaat molosser. Krachtige hond voor zijn kleine formaat, kort, gedrongen in al zijn proporties, kortharig, het gezicht plat en kortneuzig, staande oren en met een van nature korte staart. Hij moet het voorkomen hebben van een actief dier, intelligent, zeer gespierd met een compacte structuur en een solide beendergestel. |
Belangrijke verhoudingen |
De lengte van het lichaam - tussen de punt van de schouder en de punt van de bil - iets overtreft de schofthoogte. Kort gezicht. |
Gedrag en karakter (aard) |
Sociaal, levendig, speels, sportief, slim. Zeer toegewijd aan zijn baas en de kinderen. |
Hoofd |
||
Bovenschedel |
||
Hoofd |
Het hoofd moet zeer krachtig, breed en vierkant zijn; de hoofdhuid vormt bijna symmetrische plooien en rimpels. Het hoofd van een Bulldog wordt gekenmerkt door een terugwijkende neuspartij, de schedel bezit in breedte wat hij in lengte heeft verloren. | |
Schedel |
Breed, bijna plat, het voorhoofd zeer bol. De wenkbrauwen prominent aanwezig en zijn gescheiden door een bijzonder ontwikkelde groef tussen de ogen. De groef mag zich op het voorhoofd niet voortzetten. De occipant is weinig ontwikkeld. | |
Stop |
Sterk geaccentueerd. |
Facial region |
||
Neus |
Breed, zeer kort, wipneus, goed geopende en symmetrische neusgaten, schuin naar achter liggend. De schuine stand van de neusgaten evenals de wipneus moeten echter altijd de normale neusademhaling mogelijk maken. | |
Lippen |
Dik, een beetje slap en zwart. De bovenlip sluit aan op de onderlip in het midden en bedekt de tanden, die nooit zichtbaar mogen zijn, geheel. Het profiel van de bovenlip is hangend en rond. De tong mag nooit zichtbaar zijn. | |
Neusbrug |
Erg kort, breed, vertoont concentrisch symmetrische plooien die op de bovenlippen naar beneden lopen. (lengte van de voorsnuit ongeveer 1/6 deel van de totale lengte van de kop). | |
Kiezen / tanden |
Brede en krachtige kaken. De onderkaak beschrijft een grote boog en komt voor de bovenkaak uit. Als de bek is gesloten wordt het uitsteken van de onderkaak (onderbeet) verminderd door de kromming van het onderkaakbeen. Deze kromming is nodig om een te grote onderbeet te voorkomen. De ondersnijtanden staan in geen geval achter de bovensnijtanden. De onderste snijtanden staan in een ronde boog. De kaken mogen geen zijwaartse afwijking noch draaiing vertonen. De verschuiving van de snijtandbogen zou strikt beperkt kunnen zijn, de essentiële voorwaarde blijft dat de bovenlip en de onderlip op elkaar sluiten zodat ze de tanden geheel bedekken. | |
Wangen |
De spieren van de wangen zijn goed ontwikkeld maar steken niet uit. | |
Ogen |
Opgewekte uitdrukking, laag geplaatst, tamelijk ver van de snuit en vooral van de oren, donker gekleurd, tamelijk groot, goed rond, licht puilend en laten op geen enkele manier wit zien als het dier naar voren kijkt. De randen van de oogleden moeten zwart zijn. | |
Oren |
Van gemiddelde grootte, breed aan de basis en rond aan de bovenkant. Hoog op het hoofd geplaatst, maar niet te dicht bij elkaar, rechtop gedragen. De ooropening is van voren gezien geheel zichtbaar. De huid moet zacht en fijn aanvoelen. |
Hals |
Kort, licht gebogen, zonder wammen. |
Lichaam |
||
Bovenlijn |
De bovenlijn gaat geleidelijk omhoog tot het niveau van de lendenen en daarna snel omlaag tot aan de staart. Deze vorm, waar naar gezocht wordt, is een voortvloeisel uit de korte lendenen. | |
Rug |
Breed en gespierd. | |
Lendenpartij |
Kort en breed. | |
Croupe |
Peervorming. | |
Borst |
Cilindrisch en diep; de ribkorf is tonvormig met veel bolling. De borstkas is breed. | |
Onderlijn en buik |
Opgetrokken, zonder overdreven opgaande lijn. |
Staart |
Kort, laag aan de romp aangezet, dicht tegen de billen, dik aan de basis, geknoopt of natuurlijk gebroken en dun aan het uiteinde. Zelfs in actie moet hij onder de horizontale lijn blijven. Een relatief lange staart, gebroken en dun (niet langer dan de sprong) is toegestaan, maar niet gewild. |
Ledematen |
Voorhand |
||
Algemeen |
Voorbenen verticaal en parallel van de zijkant bekeken en van voren bekeken ver uit elkaar stand. | |
Schouders |
Kort, dik, met een stevige en zichtbare spiermassa. | |
Opperarm |
Kort. | |
Ellebogen |
Dicht tegen het lichaam. | |
Onderarm |
Kort, recht en gespierd. | |
Voormiddenvoet |
Stevig en kort. |
Achterhand |
||
Algemeen |
Sterk en gespierd, de achterbenen iets langer dan de voorbenen waardoor de achterhand iets omhoog loopt. De benen zijn verticaal en parallel zowel van de zijkant als van de achterkant bekeken. | |
Dijbeen |
Gespierd, sterk zonder al te rond te zijn. | |
Achtermiddenvoet |
Stevig en kort. De Franse Bulldog moet geboren worden zonder klauw. | |
Spronggewricht |
Tamelijk lag, niet te gehoekt of te recht. |
Voeten |
Rond en klein, zogenaamde "kattevoet", stevig op de grond staand en licht naar buiten gedraaid. De tenen zijn compact, dik en goed gescheiden met korte nagels. De voetkussens zijn hard, dik en zwart. Bij gestroomde honden moeten de nagels zwart zijn. Bij de bonte en fawnkleurige honden ziet men het liefst donkere nagels, maar lichte nagels worden niet bestraft. Achtervoeten zijn compact. |
Gangwerk |
De benen bewegen evenwijdig aan het middenvlak van het lichaam, zowel van voren als van achteren gezien. Vrij, gangwerk met goede stuwing van de achterpoten. |
Coat |
||
Haarkwaliteit |
Mooi glad haar, dicht, glanzend en zacht. | |
Haarkleur |
Effen fawn, gestroomd of niet, of met een beperkt aantal platen (bont). Fawn, gestroomd of niet, met een middelmatig of overwegend aantal platen. Alle nuances van fawn zijn geoorloofd, van rood tot licht bruin (café au lait). Geheel witte honden worden geclassificeerd als "fawn, gestroomd met overwegend witte platen". Wanneer een hond een zeer donkere neus heeft en donkere ogen omringd door donkere oogleden, worden enkele niet gepigmenteerde vlekken in het gezicht bij uitzondering toegestaan bij zeer mooie honden. |
Maat en gewicht |
||
Schouderhoogte |
De grootte is in proportie met het gewicht. | |
Gewicht |
Niet lichter dan 8 kilogram, maar niet zwaarder dan 14 kilogram voor een Franse Bulldog in goede conditie. |
Defecten |
• Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de ernst waarmee de fout aangemerkt moet worden, in verhouding staan tot de mate en het effect ervan op de gezondheid en het welzijn van betreffende hond en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten. • De vermelde fouten moeten in ernst zijn. |
General defecten |
Neus dicht gesloten of met hele kleine gaten en chronische snurkers. Lippen welke niet sluiten aan de voorzijde. Ongepigmenteerde lippen. Lichte ogen. Wammen. Hoog gedragen staart, of een abnormaal korte staart. Losse ellebogen. Rechte hak of voorwaarts geplaatste hak. Incorrect gangwerk. Haar te lang. Gestippelde vacht. Lichtgekleurde nagels in gestroomd en reekleurig. Geen voorn rug. |
Zware defecten |
Tanden zichtbaar met gesloten mond. Tong zichtbaar met gesloten mond. Stijf gangwerk van de voorbenen. Roze vlekken in het gezicht, uitgezonderd in geval van een gestroomde hond met een middelmatig aantal platen (bont) of fawn honden met een beperkt of overwegend aantal platen (fawn). Over en ondergewicht. Gebogen rug (kamelenrug). |
Defecten die leiden tot uitsluiting |
Agressief of overdreven schuw. Neuskleur anders dan zwart. Hazenlip. Honden waarvan de ondersnijtanden achter de bovensnijtanden staan. Honden waarvan de hoektanden, bij gesloten mond, zichtbaar zijn. Twee verschillend gekleurde ogen. Niet rechtop gedragen oren. Gecoupeerde start, oren of Hubertusklauw. Staartloosheid. Hubertusklauw aan de achterpoten. Kleur van de vacht black and tan, muisgrijs, bruin. |
NB : |
• Elke hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen moet worden gediskwalificeerd. • De gebreken hierboven vermeld, wanneer zij zich voordoen in een zeer duidelijke graad of frequent, zijn diskwalificerende. • Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn ingedaald. • Alleen functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw moet worden gebruikt voor de fokkerij. |
Bibliografie |
https://www.fci.be/ |
Gedetailleerde geschiedenis |
Als we precies weten dat de Bulldog alleen aan het einde van de negentiende eeuw in Frankrijk in zijn moderne vorm verscheen, zijn de verre oorsprong nog steeds, ze zijn zeer omstreden en blijven intense maar lonende discussies onder cynologen wekken. In feite concurreren drie scholen. Volgens een eerste hypothese zou de Bulldog een geminiaturiseerde versie zijn van de Engelse Bulldog verkregen uit kruisingen van deze race met kleine Terriers. De robuuste Bulldog was inderdaad geselecteerd vanwege zijn dapperheid in de strijd tegen zijn soortgenoten en stieren, 'entertainment' werd door de Britten tot het midden van de achttiende eeuw zeer op prijs gesteld. Maar zijn omvang werd een handicap toen hij zich moest omkeren als waakhond en metgezel nadat een decreet van het Londense Parlement een einde had gemaakt aan deze barbaarse praktijken. Sommige fokkers selecteerden daarom kleinere en kleinere stieren. Genaamd Engelse speelgoedbuldoggen, deze honden werden al snel populair in de omgeving van Nottingham, zo erg dat kantmakers, die, afhankelijk van de grillen van de economische crisis van de negentiende eeuw, moesten verhuizen naar de regio Calais, hun trouwe metgezellen, wier kleine, schelpvormige oren niet de minste van de kenmerken waren. Kruisvaarders met kleine Terriers, de Engelse Toy Bulldogs baarden toen de bange Bulldogs met rechte oren die na lang aarzelen uiteindelijk werden erkend door de Kennel Club onder de naam Franse Bulldoggen. Ondersteund door Pierre Mégnin, completeert de tweede hypothese over de oorsprong van de Franse Bulldog de vorige meer dan hij tegenspreekt. Volgens dit verlichte cynofiel hadden de slagers en forten van Les Halles aan het einde van de negentiende eeuw lange tijd gekozen voor metgezel, de Doguin, een soort hond kleiner dan de Dogue, dus minder omslachtig en vooral behendiger. Dit dier had een solide reputatie verdiend onder "combaters", eigenaars van gevechtsarena's en organisatoren van circusspelen tussen dieren, bloederige shows die, volgens de geschriften van J. Dhers, gepassioneerde menigten: "We zagen vechten in Parijs, maar vooral in de regio Zuid-West - Bordeaux, Toulouse en de Pyreneeën. Deze vechtarena's waren kermissen waarop de honden tegen elkaar, tegen de ezel en vooral tegen de beer werden gestreden." Tegen het einde van het tweede rijk) werden de Doguins geleidelijk vervangen door Terriers Boules (niet te verwarren met de Bull Terriers), een soort van kleine ratiers, zeer kort lichaam, goed gespierd, met oren en geslepen zweep, gekruist met Toy Terriers, en waarschijnlijk ook mopshonden, moesten de Franse Bulldog baren. Het lijkt bovendien dat de uit het Verenigd Koninkrijk afkomstige speelgoedbuldoggen en de in het district Les Halles geboren Bulldoggen elkaar wederzijds hebben verrijkt, waardoor het ras in 1898 kon worden gefixeerd en zijn officiële norm kon worden vastgesteld. Carlin bloed; die lang werd betwist door "historische" amateurs; zou de vrij specifieke ogen van de bal verklaren, zoals het gewoonlijk wordt genoemd. Wat betreft zijn rechteroor, moet de invloed van de Terriers worden gezien. De laatste hypothese maakt de Franse Bulldog de directe afstammeling van de Dogue de Burgos, zelf een naaste verwant van de Dogue de Bordeaux. Dit is het idee verdedigd door George R. Krehl, een Engelse cynologist, nadat een rigoureus onderzoek naar de oorsprong van deze "Frenchie" kwam, volgens de cynofielen van het Kanaal, het nationale ras denatureert . Zijn argument is gebaseerd op de ontdekking van een gegoten bronzen plaat in 1625 met kleine mastiffs, die lijken op de Britse Bulldogs maar "afgedekt" met vleermuisoren zoals de Franse Bulldog, met een legende (geschreven in het Frans). Frans) identificeert hen als de Mastiffs van Burgos. Wat ook de genealogie van de Franse Bulldog is, er is weinig twijfel dat het in het Parijs van de Belle Epoque was dat deze hond zijn eerste succes kende, wat nooit moet worden ontkend. De slagers en lopers van de slachthuizen van La Villette waren de eersten die de Franse Bulldog grootbrachten, al snel gevolgd door de koetsiers, de schoenmakers, de handelaren van de vier seizoenen, zelfs de stadsdienaars, die gepassioneerd waren door het kleine balletje. We ontmoetten elkaar op de terrassen van het café om de mooiste onderwerpen te vergelijken; advies werd uitgewisseld en vooral werden er inspanningen gedaan, vaak ten koste van zware offers, om de grootste puppy's te produceren. Een ster van het Parijs van de kleine ambachten, de Bulldog achtervolgde de populaire buurten van Pantin, Belleville en Les Halles, en zijn lichaamsbouw, zijn kleine formaat, zijn verrassende tempo en zijn bijzonder innemende karakter begonnen de amateurs van meer te verleiden en te verleiden naast vele honden met vlakke gezichten. Kort daarna zou de bal de bordelen ingaan, waar de huurders en halfslachtigen van de Belle Epoque het gebruikten voor hun excentrieke uiterlijk. Vereeuwigd in 1901 door Toulouse-Lautrec op het doek De koopman van kastanjes, liep de Bulldog heen en weer over de Champs-Elysées, de grote boulevards, het Bois de Boulogne. Mistinguett, Colette, Mac Orlan, koning Edward VII, zekere groothertogen van het Russische hof bezweek op hun beurt voor de charme van deze kleine komische hond, wiens gespierde lichaam en vrolijk de eerlijke hercules koppig opriep. Dit plotselinge enthousiasme, gevoed door de All-Paris, zou grotendeels bijdragen aan de opkomst van de Bulldog, die zelfs nu en hoewel het ras niet wijdverspreid is, een zeer hoge reputatie geniet, vooral in het buitenland. Het was in 1880 dat de echte hondenloopbaan van de Franse Bulldog begon, met de oprichting van een vriend die elke week ongeveer vijftig amateurs en fokkers in Parijs verzamelde. In 1885 werd een eerste voorlopig register geopend. In 1887 nam de Franse Bulldog voor het eerst onder deze naam deel aan een officiële tentoonstelling. Het volgende jaar werden de statuten van de club ontwikkeld onder leiding van de heer Marcel Roger, voorloper van de fokkerij in Frankrijk en de eerste verkozen president. Het was echter tien jaar voordat de hondenvereniging echt geïnteresseerd was in dit ras. Aan de basis van deze erkenning, twee mannen: de Baron Carayon de Latour, die graag in het openbaar presenteerde met zijn ballen, en de Amerikaanse patroon Gordon Benett, die, toegang tot het hoofd van de club, was ook om de bevordering van de implantatie van het ras in de Verenigde Staten. De rol van de tweede was beslissend, als we Pierre Mégnin willen geloven, die hem in 1922 een levendige en verdiende eer zou bewijzen: "Fokkers van Franse Bulldogs, groeten de nagedachtenis van Gordon Benett, de Amerikaanse hond-hond die wees je honden op en verdiende je fortuin. Hij wist hoe hij ze uit de sleur kon halen waar ze aan het vegeteren waren." Degenen die het oefenen zijn formeel: de Franse Bulldog is op elke manier een geweldige hond. Dit dier, wiens voorouders felle vechters waren, is nu een van de meest aanhankelijke en gevoelige honden ooit, ook een van de meest gewilde honden. Het is echter belangrijk om te erkennen dat de bal niet zo'n goede reputatie bij het grote publiek heeft. Zijn prominente wenkbrauwen die uit elkaar steken, zijn krachtige kauwspieren, zijn fronkige uiterlijk hebben er onterecht toe bijgedragen dat hij op een agressieve hond leek. In karikaturen, in strips, is het dier dat de onderkant van het slipje bijt, zonder reden blaft, bijna altijd een Dogue, groot of klein. Veel kunstenaars hebben echter in het gezelschap van deze honden gewoond, die zij zeer op prijs stelden en ze beschrijven graag in één zin of meerdere pagina's het uitzonderlijke karakter. Dus Pierre Mac Orlan, die er meerdere had en ons een mooie formule naliet: "De kleine Franse Bulldog is een hond als je wilt, maar het is eerder wat iemand wordt genoemd." De bal verleidt vanaf de eerste ontmoeting: de indringende blik van deze kleine hond die stilletjes aan de nieuwkomer snuffelt, vervolgens de vier hoeken van het huis begeleidt, legt meer dan één liefdesverhaal uit. Natuurlijk heeft hij de aanwezigheid van zijn meesters nodig, en hij zal zijn houding vaak op het hunne modelleren. In het gezelschap van bejaarden of zieken kan hij kalm blijven; hij zal met plezier de soms turbulente spelen van kinderen delen; met de gasten zal hij nooit vijandig zijn en een voorbeeldige hoffelijkheid tonen. Zoals Colette terecht heeft gezegd, het is een hond die alleen geniet van het gezelschap van de man, een hond die altijd de voorkeur geeft aan een bescheiden maar warm thuis in een paleis waar hij zichzelf in de steek zou laten. Er wordt nog steeds van hem gezegd dat hij, net als een mens, in staat is zichzelf te kwellen, barstend in lachen uit te barsten of te mokken als hij niet genoeg aandacht krijgt. Wat zeker is, is dat de bal moet communiceren. Door het spel, door liefkozingen. Door de stille uitwisselingen weeft hij met zijn meester. Het is een hond die zich heel goed aanpast aan het leven in een appartement en kan worden meegenomen op een reis; zelfs als hij de hitte niet voldoende verdraagt. Enige zwakke plek misschien, hij houdt niet van baden, maar zijn korte haar maakt het gemakkelijk in onderhoud. Trouw aan zijn oorsprong, de Franse Bulldog, vooral de man, toont een verrassende moed. Een moed die lijkt op roekeloosheid. Hij is zo nieuwsgierig en verlangend om te voldoen aan de verwachtingen van degenen met wie hij leeft dat hij gevaren kan tegenkomen waarvan hij zich zelden bewust is, zo erg zelfs dat zijn meester soms moet ingrijpen om hem tegen zichzelf te beschermen. Maar is dit ook niet de charme van deze bewonderenswaardige hond, die de nederigen en estheten van de nieuwe eeuw had verleid? |