|
Tot het einde toe was ik er met je en tegen je, En van mijn gebeden maakte ik de dageraad van mijn geloof Wetende dat je daar altijd mijn schakel zult zijn Omdat je een engel onder mijn mensen bent geworden.
Tot het einde nam ik je mee langs het pad, naar de rand van deze open plek, waar tussen twee pijnbomen Met een stenen stele en een gedachte, rust je lichaam Tussen de geuren van jasmijn en rozen.
Ik herinner me onze laatste zomer, Toen we, in de opkomende zon, zorgeloos vertrokken Onder de perfecte clementie van een bijna onschuldige hemel.
In de lucht versierd met een tijd die al aan het afbrokkelen was Voor de laatste zomer die ik met jou zou doorbrengen, Met de geur van dennensap die naar ons opsteeg.
|