De Albanese Cattledog, een oude Molossus die afstamt van de oorspronkelijke Alaunt, is een naaste neef van de honden uit Griekenland, Bulgarije, Macedonië en Joegoslavië, maar lang niet zo gestandaardiseerd. Het is een uitstekend werkras, dat niet alleen wordt gebruikt voor het hoeden van vee. Net als de Albanese herdershond is het een bekwame herder, herder en zelfs een vechthond. Sommigen geloven dat het gewoon een subtype is van de Qen Stani en geen apart ras. De Albanese Cattledog wordt vaak gebruikt als beschermer van eigendommen, een rol die hij zeer serieus neemt. Dit ras is extreem agressief tegen mensen en vreemde honden en is niet geschikt als stadsgenoot. Hoewel de Qen Gjedhe een aantrekkelijke en indrukwekkende Moloss is, maakt zijn felle persoonlijkheid hem een slechte keuze als huisdier. Deze honden worden verondersteld zeer zachtaardig en speels te zijn zoals puppies, maar zeer temperamentvol en gemeen zoals volwassenen.
Een echte mastiff, deze Albanese hond is zeer massief en sterk, en komt in verschillende maten en vachttypes, afhankelijk van zijn gebruik en gebied van herkomst. Het hoofd is breed en rond, met een sterke snuit en krachtige kaken. De borst is breed en het lichaam is benig en gespierd. Bij sommige honden zijn één of beide oren gecoupeerd, maar ongewijzigde exemplaren komen vaker voor. De staart kan gecoupeerd zijn, hoewel deze praktijk over het algemeen wordt geassocieerd met specifieke landelijke gebieden van Albanië. Over het algemeen is het bergtype groter en langharig, terwijl de laaglandvarianten kleiner zijn en een kortere vacht hebben. Kruisingen tussen deze types komen vaak voor, omdat dit in de eerste plaats een werkras is en de selectie van de dekreuen is gebaseerd op de werkcapaciteiten van de honden, niet op hun type of uiterlijk.
De kleur is altijd egaal wit of overwegend wit, met grijze, rode, bruine, gestroomde of zwarte vlekken. De schofthoogte varieert van 56 tot 76 centimeter. |