![]() |
Tibetaanse wolf |
|
Hij is een wild dier |
Land van oorsprong |
Tibet | |
Vertaling |
Francis Vandersteen |
Het bezit van dit dier is niet toegestaan Koninklijk Besluit tot vaststelling van de lijst van niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren die wel gehouden mogen worden (M.B. 24.08.2009) |
De Canis lupus chanco werd in 1863 door de Britse zoöloog John Edward Gray geïdentificeerd als een ondersoort van de grijze wolf. Hij is ook bekend als Canis lupus, Canis lupsu laniger, de Tibetaanse wolf, de Mongoolse wolf en de Chinese wolf. Lange tijd werden de Tibetaanse wolf en de Himalayawolf als een en dezelfde wolf beschouwd. Recente genetische studies suggereren echter dat de Himalayawolf een aparte soort is, de Canis himalayensis. De Tibetaanse wolf komt voor in Centraal-China, Manschurai, de jungles en woestijnen van Mongolië, Noord-Sikkim, Tibet, Zuidwest-Rusland, de Himalaya-gebieden van India, Nepal en Bhutan. Tibetaanse wolven kunnen variëren in grootte van 1,47 tot 1,65 m (neus tot staart) en 68 tot 76 cm in hoogte, met een gewicht van 29 tot 32 kg. Vergeleken met de gewone Europese wolf zijn ze iets groter en hebben ze kortere poten. Hun schedel is vergelijkbaar, met een dunnere snuit. Deze "wollige wolf" heeft een lange, ruige vacht die varieert met het seizoen, meestal een mengeling van wit, geel, bruin, grijs en zwart. De Tibetaanse wolf is een ongelooflijke jager met uitstekende overlevingstechnieken. Hij jaagt zowel overdag als 's nachts, alleen of in groepen. Zijn favoriete prooien zijn herten, blauwe schapen en andere grote zoogdieren. Wanneer voedsel schaars wordt, voedt hij zich met kleine dieren zoals marmotten, hazen, grondeekhoorns en muizen. Tijdens de jacht kan de wolf snelheden tot 40 km/u halen. De Tibetaanse wolf wordt geslachtsrijp in zijn tweede jaar. Het voortplantingsseizoen vindt meestal plaats in de lente. Om de sterkte van de roedel te behouden, paren alleen het dominante mannetje en vrouwtje. Twee maanden later worden er vier tot zes puppy's geboren, die elk ongeveer 450 gram wegen. Met drie of vier weken verlaten ze het hol. Ze worden twee tot drie maanden door hun moeder gevoed, waarna ze de jacht van hun ouders beginnen te volgen. In het wild leven ze tussen de zes en tien jaar. In gevangenschap kunnen ze wel twintig jaar worden. Hij is bedreigd, bijlage I, (1991). |