Bretonse spaniël

FCI standaard Nº 95

Land van oorsprong
Frankrijk
Vertaling
Francis Vandersteen
Groep
Groep 7 Staande Honden en Setters
Sectie
Sectie 1.2 Continentaal Staande Honden, type Epagneul
Werkproef
Met werkproef
Definitieve erkenning door de FCI
vrijdag 19 november 1954
Publicatie van de geldende officiële norm
dinsdag 25 maart 2003
Laatste update
maandag 05 mei 2003
En français, cette race se dit
Epagneul breton
In English, this breed is said
Brittany Spaniel
Auf Deutsch, heißt diese Rasse
Bretonischer Spaniel
En español, esta raza se dice
Spaniel bretón

Gebruik

Staande hond.

Kort historisch overzicht

Afkomstig uit Frankrijk, nauwkeuriger: uit het hart van Bretagne. Tegenwoordig in aantal het grootste Franse staande-hondenras. Waarschijnlijk een van de oudste rassen van het type epagneul, ontstaan aan het begin van de 20e eeuw door verschillende kruisingen en selectie. Het ontwerp van de rasstandaard werd voorbereid in Nantes in 1907, en op de eerste Algemene Vergadering van de Club, die op 7 juni 1908 in het voormalige Loudéac (departement Côtes du Nord) gehouden werd, gepresenteerd en aangenomen. Dit was de eerste standaard van de “Club van de Epagneul Breton met van nature korte staart”.

Algemeen totaalbeeld

Kleinste staande hond. De Epagneul Breton is een jachthond met een korte of ontbrekende staart. Harmonisch gebouwd met een solide, maar niet grof skelet. Het geheel is compact en stevig, echter zonder overdreven zwaar te zijn, met voldoende elegantie. De hond is vitaal, de blik helder en de uitdrukking intelligent. Het beeld is “cob” (kort en krachtig gebouwd), vol energie, het ras heeft tijdens zijn ontwikkeling het gedrongen model behouden zoals het degenen die het gecreëerd hebben voor ogen heeft gestaan.

Belangrijke verhoudingen

• De schedel is langer dan de snuit, in de verhouding 3 : 2.
• Het hoofd is in verhouding met het lichaam.
• De borstdiepte is iets minder dan de helft van de schofthoogte.
• De lengte (gemeten van boeg tot zitbeen) is gelijk aan de schofthoogte (de hond past in een vierkant).

Gedrag en karakter (aard)

De hond past zich aan iedere omgeving aan, is prettig in de omgang, met een intelligente en oplettende uitdrukking, en is mentaal evenwichtig. Veelzijdige staande hond, voor iedere wildsoort en ieder terrein, die zijn jachtpassie vroeg ontwikkelt. Opmerkelijk in zijn zoekwijze, gangwerk en reukvermogen, in zijn ruime veldaanpak, zijn spontaan en langdurig voorstaan, en in zijn apport en dresseerbaarheid.

Hoofd

Bovenschedel

Hoofd
Markant besneden hoofd. De huid ligt goed aangesloten.
Schedel
Van voren en van opzij gezien licht afgerond. Van boven gezien zijn de zijkanten licht convex. De bovenkant van de schedel en van de snuit lopen parallel. De breedte van de schedel, gemeten tussen de jukbeenderen, is minder dan de lengte ervan. De wenkbrauwen steken niet uit, maar vormen een flauwe boog. De voorhoofdsgroef en de kam aan de zijkant van de schedel zijn weinig opvallend. Zowel de achterhoofdknobbel als de jukbeenderen zijn nauwelijks zichtbaar. 
Stop
Matig.

Facial region

Neus
Groot, met brede, vochtige en wijdgeopende neusgaten, de kleur in overeenstemming met de vachtkleur, hetzelfde geldt voor de oogranden, gehooropeningen en lippen.
Voorsnuit
De neusrug is recht, de zijkanten van de snuit bijna parallel.
Lippen
Droog, tamelijk dun en goed aansluitend. De onderlip wordt geheel door de bovenlip bedekt. De bovenlippen buigen geleidelijk omhoog tot middenvoor waar ze in een nauwelijks zichtbaar, goed gesloten plooitje samenkomen. Het geheel moet goed gepigmenteerd zijn.
Kiezen / tanden
Tanden en kiezen staan stevig in de kaak, het gebit is volledig en gezond. Schaargebit.
Wangen
Weinig beladen, huid goed aangesloten.
Ogen
Een beetje schuin liggend. Met een intelligente, zachte en openhartige uitdrukking. Iets ovaal, niet uitpuilend, met dunne, goed gepigmenteerde, goed aangesloten oogleden. De kleur van de iris is in harmonie met de kleur van de vacht, bij voorkeur donker.
De uitdrukking van de ogen, in combinatie met de hoogaangezette, attent gedragen oren geeft de echte “Breton”uitdrukking.
Oren
Hoog aangezet, driehoekig, tamelijk breed en kort (naar voren getrokken reikt de punt van het oor tot de stop). Gedeeltelijk met golvend haar bedekt, vooral het bovenste gedeelte, het onderste gedeelte is kort behaard. Altijd erg beweeglijk als het dier attent of actief is.

Hals

Van gemiddelde lengte en goed gespierd, conisch van vorm en licht gebogen, maar nooit geknakt. Komt goed uit de schouders, zonder keelhuid.

Lichaam

Bovenlijn
Recht tot de lendenen en het begin van het kruis.
Schoft
Voldoende beweeglijk, steekt een beetje uit zonder beladen te zijn.
Rug
Recht, kort en stram, één geheel met de lendenen.
Lendenpartij
Kort, breed en gespierd.
Croupe
Licht hellend, breed en gespierd.
Borst
Reikt tot de ellebogen, breed met de zijkanten afgerond, maar niet ton-vormig. Borstbeen breed en naar achter toe iets oplopend.
Ribben
De achterste ribben lang en soepel.
Flank
Kort en een beetje opgetrokken.
Onderlijn en buik
Licht opgetrokken.

Staart

Hoog aangezet, horizontaal of iets naar beneden gedragen, vaak kwispelend als de hond attent of actief is. De Epagneul Breton kan zonder staart of met een korte staart geboren worden.
Als de staart wordt afgesneden, de ideale lengte is 3 tot 6 cm, moet het niet meer dan 10 cm.

Ledematen

Voorhand

Algemeen
Recht. Soepele en stevige gewrichten.
Schouders
Beweeglijk, lang (30% van de schofthoogte), goed aanliggend en zwaar bespierd. De hellingshoek is die van een galoppeur, d.w.z. tussen de 55º en 60º t.o.v. de horizontale lijn. Met ongeveer 5 cm tussen de twee schoudertoppen.
Opperarm
Breed, dik met in het oog springende spieren. De lengte is maar net iets langer dan die van de schouder. De hoek tussen schouderblad en opperarm is tussen de 115º en 120º.
Onderarm
Gespierd en pezig. Iets langer dan de opperarm. Moet bijna verticaal staan.
Voormiddenvoet
Stevig, doch voldoende beweeglijk, een beetje schuin staand (ongeveer 10º tot 15º t.o.v. de verticale lijn).
Voorvoeten
Bijna rond, tenen gesloten, stevige kussentjes, korte nagels.

Achterhand

Algemeen
Recht en van achteren gezien evenwijdig.
Dijbeen
Breed, met dikke in het oog springende spieren. Ligging: ongeveer 70º tot 75º ten opzichte van horizontaal.
Onderbeen
Iets langer dan de dij, droog bespierd. Bovenste deel breed, geleidelijk smaller naar het spronggewricht. De hoek tussen dijbeen en scheenbeen bedraagt ongeveer 130º.
Achtermiddenvoet
Stevig, staat van opzij gezien bijna verticaal.
Spronggewricht
Droog, met zichtbare pezen.
Achtervoeten
Langer dan de voet aan de voorpoot, verder dezelfde kenmerken.

Gangwerk

De verschillende gangen zijn gemakkelijk, maar krachtig, regelmatig, levendig en energiek. De poten worden recht naar voren geplaatst zonder overdreven verticale schommelingen van het lichaam en zonder te slingeren, de rug blijft stil. De galop is de belangrijkste gang in het veld, de sprongen zijn snel, van gemiddelde lengte, de achterpoten worden niet naar achteren opgegooid (verzamelde galop).

Huid

Dunne, goed aansluitende huid. Goed gepigmenteerd.

Coat

Haarkwaliteit
Het haar is fijn maar niet zijdeachtig, op het lichaam vlakliggend of zeer licht golvend. Nooit gekruld. Kort op het hoofd en de voorkant van de ledematen. De achterkant van de poten is overvloedig behaard met bevedering die naar de pols en hak en daaronder steeds korter wordt.
Haarkleur
Vachtkleuren: “oranje en wit”, “zwart en wit”, “kastanjebruin en wit”, bont met onregelmatige platen. Zuiver wit of schimmel, vaak met sproeten op snuit, lippen en poten. Met vurige vlekjes (rossig tot dieprood) op de snuit en lippen, boven de ogen, op de poten en borst en onder de staartaanzet bij de driekleuren. Een smalle bles is wenselijk bij elke vachtkleur. Eenkleurige vachten zijn niet toegestaan.

Maat en gewicht

Schouderhoogte
Reuen: minimaal: 48 cm / tolerantie: – 1 cm, maximaal: 51 cm / tolerantie: + 1 cm .
Teven: minimaal: 47 cm / tolerantie: - 1 cm, maximaal: 50 cm / tolerantie + 1 cm.
Ideale hoogte: reuen: 49 à 50 cm, teven: 48 à 49 cm.

Defecten

• Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de ernst waarmee de fout aangemerkt moet worden, in verhouding staan ​​tot de mate en het effect ervan op de gezondheid en het welzijn van betreffende hond en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten.
• De vermelde fouten moeten in ernst zijn.

General defecten

 Karakter: Angstig, ontwijkende blik.
 Belijning van het hoofd: Zeer licht divergerend.
 Neus: Licht ontbreken van pigment.
 Ongepigmenteerde neusgaten.
 Gebit: Tanggebit.
 Slecht geplaatste gebitselementen.
 Snuit: Te stomp (als van een nijptang) of te spits.
 Lippen: Dik, teveel of te weinig opgetrokken, lubberig.
 Ogen: Bol, amandelvormig of rond.
 Oren: Te laag of te smal aangezet.
 Ruglijn: Zadelrug of karperrug.
 Kruis: Te nauw of teveel aflopend.
 Buik: Dik of teveel opgetrokken.
 Voeten: spreidvoeten, hazenvoeten of kattenvoeten.
 Hals: Te kort en te dik.
 Lichte keelhuid.
 Lendenen: Lang, smal en slap.
 Flanken: Te opgetrokken, dit gaat vaak samen met slappe lendenen, te ingevallen.
 Ledematen: Te licht gebeente.
 Losse ellebogen.
 Te hoogbenig of met kromme benen.
 Beharing: Op het lichaam te kort behaard.

Zware defecten

 Gedrag: Gelaten.
 Schedel: Te veel uitstekende jukbeenderen.
 Te sterke stop.
 Te geprononceerde wenkbrauwen.
 Ogen: Licht, onbetrouwbare blik, roofvogeloog.
 Hals: Buitengewoon lang.
 Duidelijke kwabben.
 Gangwerk: Stram, niet soepel.

Defecten die leiden tot uitsluiting

 Elke karakterfout, met name: bijtgraag, agressief gedrag tegen soortgenoten of mensen, bangelijk.
 Gebrek aan type: Onvoldoende rastypisch, de hond als totaalbeeld lijkt niet meer op zijn rasgenoten.
 Schofthoogte: Buiten de standaardmaten vallend.
 Belijning hoofd: Convergerend.
 Aftekeningen: Witte plek op het oor of wit haar rond het oog.
 Ogen: Te licht of verschillend van kleur.
 Scheelzien, entropion, ectropion.
 Kaken: Boven- of onder voorbijten.
 Gebit: PM-1 en M-3 worden als niet belangrijk beschouwd.
 Het missen van 2 PM-2 of 1 PM-2 en 1 PM-3 is toegestaan.
 Tot uitsluiting leidt: het naast elkaar ontbreken van die twee tanden (PM-2 en PM-3).
 Elke andere afwezigheid van tanden heeft uitsluiting tot gevolg.
 Pigment: Pigmentgebrek op neus of oogleden.
 Hubertusklauwen: Zelfs rudimentaire aanwezigheid hiervan.
 Ernstige lichamelijke afwijkingen.

NB :

• Elke hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen moet worden gediskwalificeerd.
• De gebreken hierboven vermeld, wanneer zij zich voordoen in een zeer duidelijke graad of frequent, zijn diskwalificerende.
• Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn ingedaald.
• Alleen functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw moet worden gebruikt voor de fokkerij.

Bibliografie

http://www.fci.be/

 

Gedetailleerde geschiedenis

Hoewel de meeste in Frankrijk geboren gedetineerden veel hebben geleden onder de concurrentie van buitenlandse rassen, met name de Britse, vormt de Bretonse Spaniel een uitzondering. De Bretonse Spaniel, de meest populaire jachthond in Frankrijk, is ook een van onze nationale rassen, die de beste is geëxporteerd. Zijn succes is ook verontwaardigd voor sommigen. "De Fransen, die in staat waren om deze race te creëren, konden hun oude races niet volhouden. Het is absurd! We lezen in de pen van een specialist. In feite hebben veel Franse sluipschutters overleefd, sommigen zelfs bloeide, maar het is waar dat onder hen, de dominantie van de Bretonse Spaniel onbeschoft blijft.

Oorspronkelijk was er echter niets om deze hond te onderscheiden van de talloze en obscure "Country" Spaniels, waarvan de naturalist Buffon aan het einde van de achttiende eeuw opmerkte dat hij bescheiden was. In het hart van Bretagne vormden de voorouders van de Bretonse Spaniel een vrij gevarieerde bevolking die deed denken aan die van de Spaniels van Groot-Brittannië. In Finistère, bijvoorbeeld, was er een kleine hond, met een dikke jas en een ronde schedel, de "choupille", die, door zijn manier van jagen, door het spel te "vullen", zijn "zwermen" sneller verloopt dan zijn klein formaat, was niet zonder de Cocker aan te roepen. In de Côtes du Nord was het type groter, maar compact, vergelijkbaar met dat van de Springer, wat hem niet belette goede voorzieningen te hebben om te stoppen.

Het is in "Pays Gallo" (Bretagne niet "Breton", ongeveer Ille-et-Vilaine) dat de Epagneuls de morfologie hadden die het dichtst bij die van de Franse Spaniel lag, terwijl ze lichter was.

De kwaliteiten die uiteindelijk de Bretonse Spaniel zouden bevorderen, houden voornamelijk verband met de natuurlijke omgeving waarin deze hond is geëvolueerd. Sinds onheuglijke tijden, Bretagne, waarvan bepaalde gebieden bijzonder wild waren; Was het niet een van de laatste schuilplaatsen van de wolf in Frankrijk? ; werd gekenmerkt door zijn rijkdom en diversiteit cynegetic. In dit land van dicht bos, afgewisseld met meerdere kreupelhout en uitgestrekte niet-gecultiveerde barrens, onderdak voor veel wild en ook grond van verkiezing van de houtsnip, zo populair bij jagers, is het niet verrassend dat de vele vaardigheden van de plaatselijke Spaniel bloeide.

Bretagne werd natuurlijk een favoriet jachtgebied, niet alleen voor de Fransen, maar ook voor sommige Britten, die daar vergezeld door hun honden kwamen en ze zelfs aan boord van de boerderijen achterlieten volgens de beperkingen die in 1901 werden opgelegd door de quarantaine . Het lijdt geen twijfel dat de aanwezigheid van deze Springers, Spaniels of Setters resulteerde in kruisen met inheemse honden. Maar deze onvrijwillige allianties zijn niet te betreuren omdat een van hen een nieuw ras heeft voortgebracht, de Bretonse Spaniel.

De graaf van Kermadec, een van de grote specialisten van het ras, vertelt ons het evenement: "Chance heeft tot op zekere hoogte bijgedragen aan het bespoedigen van de realisatie van het ondernomen werk: er was een toevallige alliantie met de bewaker van de Viscount van Pontavice van een Bretonse Spaniel en een Engelse Setter van een onderdrukt model; we hielden een gezin met korte staarten, versterkt frame en maat en tenslotte vol met kwaliteiten. Deze groep honden veroorzaakte een sensatie door zijn homogene type. Kort daarna was hun succes bij de processen het begin van een populariteit die sindsdien nooit is geweigerd. Deze lijn, zo wordt aangenomen, is de basis van de huidige Bretonse Spaniel, maar het is waarschijnlijk dat andere fokkers dit soort kruising herhaalden waarvan de resultaten veelbelovend leken. De Bretonse Spaniel, officieel erkend rond 1900, verschijnt in een tijd waarin, op het gebied van huisdieren, het begrip ras relatief nieuw is en soms nog steeds die van regionale variëteit omvat. De wens om lokale hulpbronnen te waarderen helpt, de meest invloedrijke persoonlijkheden van onze provincies nog steeds kiezen, vaak abusief of restrictief, de naam van een hondentype volgens zijn terroir.

In het geval van de Bretoense Spaniel is deze beslissing echter volledig gerechtvaardigd, omdat deze hond afkomstig is uit een land met sterke tradities, goedgewortelde particularismen. De algemene conformatie en het temperament bevatten veel typische Bretonse kenmerken; klein in omvang, maar moeilijk om te doen, het is compact en gearratched zonder een zwaar frame. Bekend om deze kwaliteiten dankt de Bretonse Spaniel zijn fortuin aan zijn originaliteit. Deze hond is groter dan een Cocker, dus veelzijdiger, en bovenal heeft hij het voordeel boven Spaniels van grotere omvang om het spel te stoppen. Door zich te onderscheiden van andere rassen over het Kanaal, ondanks de Britse bloedvoorziening, kan hij hun concurrentie succesvol aangaan.

De eerste Bretonse Spaniel; een driekleurig onderwerp; werd tentoongesteld in Parijs, in 1896, door MM. Combourg en Pontavice. In 1904 presenteerde meneer Patin een wit en bruin exemplaar en het volgende jaar exposeerde meneer Trentel zijn hond Mirza. In 1907 maakte de partij die Dr. Gastel en M. du Pontavice in Parijs presenteerden een grote indruk.

Het succes van de race leidde tot de hergroepering van zijn volgelingen, die zich in 1907 in Loudéac hadden gevormd, onder het voorzitterschap van een advocaat. Ik Enaud, de "Club van de Bretonse Spaniel met een korte staart", dat was inderdaad het geval een van de meest opvallende kenmerken van de eerste exemplaren. Datzelfde jaar werd een eerste standaard van Bretonse Spaniel geschreven in Guingamp onder auspiciën van Dr. Grand-Chavin en gepresenteerd door Dr. Megnin aan Me Enaud. Op 31 mei werd het nieuwe ras erkend door de Central Canine Society. Een driekleurige man genaamd Boy, geboren op 1 februari 1901 en eigendom van M. du Pontavice, was de eerste Bretonse Spaniel opgenomen in de LOF.

De Breed Club was officieel aangesloten bij de SCC in 1908. De geheel nieuwe 'formule' van de Bretonse Spaniel zou echter lang in de haak blijven, wat resulteerde in veel aanpassingen aan de standaard van het ras. . Zo werd, in 1923, op initiatief van de nieuwe president, de heer Lessard, het idee van een natuurlijk kortstaartig ras opgegeven in die mate dat deze particulariteit verre van een algemene regel was. Bovendien bezitten maar weinig rassen het bij de geboorte; het komt het meest vaak voor, of het nu Bobtail, Schipperke of Spaniels is, een interventie uitgevoerd op zeer jonge puppy's om anoures (geen staart) of brachyoures (korte staart) te maken.

De controverses met betrekking tot de grootte van de hond wisten, zij, verschillende afleveringen: in 1912 probeerden de partizanen van een zeer klein formaat (van 40 tot 45 cm) hun standpunt te bepalen, maar de aanhangers van het type "Spaniel van de varens" "(Partizanen met een schofthoogte tussen 45 en 50 cm) droegen het; in de jaren 1937 - 1938 weerspiegelde de controverse en werden de onder- en bovengrenzen van de grootte definitief vastgesteld op 48 en 50 cm voor de mannetjes en 47 en 49 cm voor de vrouwtjes.

De kenmerken van het hoofd gaven aanleiding tot een nieuw debat: sommige amateurs wilden dat het rond was met korte oren en afgeschuind, terwijl anderen vonden dat de verhoudingen dichter bij die van de Franse Spaniel zouden moeten liggen. Eindelijk, in 1938, onder impuls van M. de Kermadec, werd een tussenoplossing aangenomen: "De schedel moet van middelmatige lengte zijn, afgerond, de zijwanden gemarkeerd en afgerond, de stop met depressie behoorlijk gevoelig hoewel aflopend zacht. Het oor is hoog geplant, vrij kort en enigszins afgerond."

We kunnen dus stellen dat de Bretonse Spaniel op een bepaalde manier een "jong ras" is, waarvan de ontwikkeling pas eind jaren dertig effectief was, een periode die bovendien het begin markeert van een nationale uitzending van het ras. Al in 1923 merkt Paul Mégnin op dat de Bretonse Spaniel "in alle streken van Frankrijk perfect kan acclimatiseren en uitstekende diensten kan verlenen op al het terrein dat door heggen wordt afgesneden, waarbij, aangezien het wild zeldzaam is, de jager een dier moet hebben snel de kantons verslaan ". De interesse voor de race weerspiegelt zich in een zeer significante toename van het aantal leden van de Club, van vijftig tot tweehonderdvijftig in de loop van de jaren dertig. Vanaf 1930 levert een deel van de Club van Parijs, geleid door M., Mottet, een grote bijdrage om de Bretoense Spaniël bekend te maken in het geheel van de zeshoek.

Na de Tweede Wereldoorlog wordt de voortzetting van de onweerstaanbare opkomst van de Bretonse Spaniel in ons land bevestigd door het aantal geboorten dat bijvoorbeeld in 1935 op 854 werd geschat, in 1949 op 1.663. In 1956 nog een laatste de standaard van de race wordt herzien, omdat we vanaf nu de witte en zwarte jurken toelaten. Datzelfde jaar werd Gaston Pouchain tot president van de Club verkozen (hij werd later president van de Central Canine Society).

De Bretonse Spaniel heeft ook snel onze grenzen overschreden. Zijn aankomst in Amerika, in de jaren dertig, is verschuldigd aan J. Pugibet, een Franse inwoner van Veracruz (Mexico) die de import van verschillende exemplaren op zich nam om te jagen in de Yucatan. Een andere van onze hobbyistische landgenoten in Mexico, Louis Thébaud, woonde in New Jersey en kwam in contact met een Fransman, E. Chevrier, die in Winnipeg, Manitoba, verbleef met de bedoeling het ras in Noord-Amerika te planten. North. Chevrier was in feite gespecialiseerd in het importeren van Europese jachthonden en hij hielp het kleine Breton bij de Amerikaanse jagers te introduceren.

In 1936 richtten de eerste Amerikaanse fans van de Brittany Spaniel, die ze "Brittany" noemden, de Britanny Club of North America op. Een andere club, de Amerikaanse Brittany Club, nam het over in 1942, en benadrukte daarmee het succes van de Bretonse Spaniel aan de overkant van de Atlantische Oceaan, zoals Stanley Dangerfield ons in The International Encyclopedia of Dogs vertelde: "Het is geworden een van de meest populaire Amerikaanse honden. De Amerikanen waarderen het vooral deze hond vanwege zijn vele kwaliteiten. Het brengt een "meer" op de Spaniels die, niet stoppende, noodzakelijkerwijs in een beperkte straal binnen het bereik van het geweer moet werken. Bovendien belet zijn bescheiden omvang niet dat hij een grote zoektocht heeft, uitgevoerd met een goede snelheid, niet minder dan die van een Setter of een Pointer.

Een favoriet in de Verenigde Staten, de Bretagne Spaniel is ook geëxporteerd in heel Europa: in België, Zwitserland, Nederland, Italië, zoals in Duitsland, Denemarken, Noorwegen en Joegoslavië, is het ontmoeting op jachtgronden. Het geluk van dit jonge ras is niet opgehouden te groeien, zelfs onder de Engelsen, die het, na lang te hebben genegeerd, eindelijk hebben ontvangen. Als gevolg hiervan is deze hond met meerdere kwaliteiten en zeer veelzijdige vaardigheden de grootste prestatie van onze nationale honden.

De Bretonse Spaniel is de sportiefste en snelste van de Franse stophonden, maar ook het kleinste stopras, hoewel dit verschil minimaal is. Met zijn 15 kilo is hij niet belachelijk tegen zijn concurrenten in de veldproeven, die voor het grootste deel iets meer dan 20 kilo wegen. Competitieve onderwerpen zijn natuurlijk maar een fractie van de jachthondenpopulatie, maar ze laten niettemin een onvermijdelijke evolutie zien: elke kilogram, elke centimeter moet hun reden van bestaan ​​hebben en de grote sjablonen zijn voorbij. Hoewel het evolueert naar een andere categorie, kan men de Breton vergelijken met de Springer, die, van nauwelijks groter formaat, momenteel een van de beroemdste jachthonden is.

De Bretonse Spaniel raakte niet in de val van specialisatie. Het is ideaal voor een jager die niet per se de middelen heeft om een ​​ideaal onderwerp te hebben voor elke fase van de jacht en elk type territorium. De meeste professionele trainers beschouwen het als de beste hond om zich aan te passen aan de verschillende terreinen van de regio's van Frankrijk. Deze koning van de jacht op houtsnippen aarzelt niet om te sluipen, dankzij zijn kleine formaat, onder de dikste dekking op zoek naar de "mordorée". Vandaar zijn reputatie als perfecte hond voor de heg en het bos, wat een trainer uit Noord-Frankrijk niet belet om bij de Bretonse Spaniel te zweren om door de enorme natte velden van zijn regio te navigeren: deze hond compenseert zijn minst fysieke middelen door zijn intelligentie en zijn energie, volgens een natuurwet die van toepassing is op kleine mallen. En in de garrigues van het zuiden vertoont het een gelijke efficiëntie, omdat het reukvermogen ondanks de hitte uitstekend blijft.

Zoals alle Spaniels is hij comfortabel in het water en maakt hij een eervolle moerashond: een vijverstaart zal hem niet afstoten. Hij zal echter in het nadeel zijn als hij veel moet zwemmen. Wat betreft het rapport benadrukt G. Pouchain dat het "een geboren retriever is die in staat is alle stukken op alle terreinen te doorzoeken en terug te brengen". Ondanks zijn kleine formaat kan hij zelfs een grote kapucijner brengen. Het kan worden vergeleken met deze kleine auto's die onder de motorkap een 'turbo' hebben en concurreren met prestigieuze en krachtige sportwagens, zowel in competitie als op de weg. De 'turbo' van de Bretonse Spaniel is zijn hart voor het boek, zijn wil, zijn dynamiek.

De Bretonse Spaniel is gemakkelijk te trainen. Sommigen hebben hem verweten hardnekkig te zijn of cabochard, en het is waar dat, als het ras wijdverspreid en gewild is, er natuurlijk zeer ongelijke onderwerpen zijn; het is het losgeld van zijn populariteit. In dit opzicht zullen we ervoor zorgen dat een puppy zijn "papieren" krijgt, in dit geval een geboorteakte waaruit zijn registratie (voorlopig tot bevestiging) blijkt voor het boek van Franse oorsprong. In afwachting van een jagersonderwerp, zullen we aandacht besteden aan de vermeldingen van "proever" en andere beloningen of titels van werk die in zijn genealogie worden vermeld.

Het misverstand van de bestuurder kan ook deze kritiek verklaren, soms geformuleerd tegen de Bretonse Spaniel, zoals een beroemde trainer zei: "Er zijn geen cabochards honden, maar alleen onbegrepen. Inderdaad, deze hond, die minder is dan de anderen, moet vaak vergelijkbare resultaten hebben; van waar soms deze persoonlijkheid een beetje vrijwillig of deze impuls, nerveus met een bloem van de huid.

De Bretonse Spaniel is een beetje, in de stoet stop honden, wat waren, onder de wieler kampioenen, een Robic of een Hinault (twee pure Bretons!): Niet de meest indrukwekkende atleten, maar "winnaars" ", Wetend hoe ze hun tanden moeten grinden, hun intelligentie net zo goed gebruiken als hun benen, experts in tactiek. De jachttactiek, de Bretonse Spaniel heeft het in het bloed. Hij toont een opmerkelijke geest van initiatief en weet de trucs van het slimste spel te dwarsbomen. Dat gezegd hebbende, een "goed geboren" onderwerp heeft geen probleem met dressuur. Men zal afzien van het aanmoedigen van hem om te "proppen" op het haar, want dan zou hij in de verleiding komen om zijn voorouders de tuimelaars na te doen die, vroeger, de haas vaak hardop geleidden.

De Bretoen is snel, een beetje minder dan een Setter, ondanks zijn enigszins schokkerig tempo. Het wordt echter beschouwd als de snelste Franse hond (die nog steeds grote vooruitgang heeft geboekt op dit gebied, zoals te zien is in de concurrentie: Frans is niet langer synoniem met debonair). In de kampioenschappen beheert hij de eerste plaatsen. Alleen de Duitse Pointer en, in mindere mate, de Korthals Griffon kunnen hem hooghouden (onthoud dat continentale races afzonderlijk concurreren met Britse races).

De Bretonse Spaniel is ook een aantal van zijn populariteit te danken aan zijn vaardigheden als hond. Er was een tijd dat de overgrote meerderheid van plezierhonden werd gekozen uit jachtrassen omdat "echte" honden zeer zeldzame luxe dieren waren. Dus, zoals de Cocker of de Fox Terrier, is de Bretonse Spaniel vaak omgevormd tot een stadsgenoot. "0 arme Spaniels, gewend om je te bekeren bij La Sevigne, verdrietig op de Parijse stoep, waar de hoorn van je zolen opdroogt en splijt, dus vriend van de moerassen en donkere greppels die het verantwoorde kleine eikenhout laten groeien. Met haar onmiskenbare stijl klaagde Colette al over de ongelukkige jachthonden, van wie de enige dagelijkse oefening soms is om een ​​blok te slaan.

De kleine Breton is de beste metgezel van de stad jager: niet omvangrijk, het kost weinig te voeden, en zijn kleding vereist slechts matige zorg. Hij is een sociale hond, een kleine barker, een goede vriend van kinderen met wie hij heel geduldig en bovendien gehoorzaam kan zijn. Natuurlijk is het niet exclusief gereserveerd voor jagers. Maar zijn liefde voor de natuur en het buitenleven, zijn vitaliteit zal hem doen kiezen, bij voorkeur door meesters die houden van wandelingen op het platteland en in de bossen, die een sportieve metgezel wensen, solide en niet snobistisch.

Een zeer legitiem ding is de nostalgie die iemand droomt om zo'n hond te krijgen, de nagedachtenis aan een oom-jager die zijn heldendaden vertelt, of die van neven en nichten, boeren van wie de hond jou, verwelkomd met een overvloeiende genegenheid. Maar als de Bretonse Spaniel alle charme van deze eenvoudige en onvergetelijke momenten kan herstellen, is het niettemin een grote ster: het eerste ras van de jacht in Frankrijk, het is ook een van de meest vruchtbare, en is nog steeds het meest populaire Franse ras ter wereld. Op het gebied van concurrentie staat hij constant aan de top van de tafel, zo niet in de eerste plaats. Bij "Canine Olympics" zou het ongetwijfeld onze beste kans op medaille zijn.

De laatst bijgewerkte rassen

  • Ojos azules

    Ojos azules Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Ojos azules is een kattenras afkomstig uit de Verenigde Staten. Deze kat wordt gekenmerkt door zijn blauwe of oneven gekleurde ogen, ongeacht de vachtkleur. Kort historisch overzicht De geschiedenis van de Ojos azules begon in de vroege jaren 1980 met de ontdekking in New Mexico van...
  • Ocicat

    Ocicat Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Ocicat is een kattenras afkomstig uit de Verenigde Staten. Deze middelgrote kat wordt gekenmerkt door zijn gevlekte vale vacht, die doet denken aan de Ocelot. Kort historisch overzicht De Ocicat werd in 1964 in de Verenigde Staten gecreëerd door een fokker, Mrs Virginia Daly. Ze wilde...
  • Norvégien

    Norvégien Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Noorse Boskat, ook wel Noorse Boskat of Norsk skogkatt genoemd, is een halflangharig kattenras afkomstig uit Noorwegen. Deze grote kat wordt gekenmerkt door zijn zeer dikke halflangharige vacht en zijn wilde uiterlijk. Kort historisch overzicht Katten zijn vermoedelijk uit Zuid-Europa...
  • Nebelung

    Nebelung Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Nebelung is een kattenras afkomstig uit Rusland. Deze kat is de halflangharige variëteit van de Blauwe Rus, wiens genetische kenmerken hij deelt. Kort historisch overzicht De instabiliteit van het begin van de 20e eeuw was erg moeilijk voor veel rassen, waarvan sommige bijna verdwenen...
  • Munchkin

    Munchkin Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Munchkin is een kattenras afkomstig uit de Verenigde Staten, het resultaat van een spontane mutatie in 1983. Deze kat wordt gekenmerkt door zijn zeer korte poten, vandaar de bijnaam “basset cat” die er soms aan gegeven wordt. Standaard Om erkend te worden als een %unchkin, moet een kat...
  • Mau égyptien

    Mau égyptien Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Mau égyptien is een kattenras afkomstig uit Egypte. Het ras werd vanaf 1953 ontwikkeld in Italië en vervolgens in de Verenigde Staten door een Russische prinses. Kort historisch overzicht Nathalie Troubetzkoï was een Russische prinses die tijdens de Tweede Wereldoorlog verbannen werd...
  • Mau arabe

    Mau arabe Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Mau arabe is een kattenras afkomstig van het Arabische schiereiland. Deze middelgrote kat wordt gekenmerkt door zijn voorouderlijke afkomst. Kort historisch overzicht De Mau arabe is een natuurlijk ras, maar werd pas in 2009 erkend. Deze katten leven al duizenden jaren op het Arabisch...
  • Manx

    Manx Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Manx is een kattenras afkomstig van het eiland Man (Britse eilanden). Deze kat wordt gekenmerkt door het ontbreken van een staart. Kort historisch overzicht De Manx kat (kayt Manninagh of stubbin in het Manx), ook bekend als de Isle of Man kat, komt, zoals de naam al doet vermoeden,...
  • Mandarin

    Mandarin Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Mandarin, ook bekend als de Oosterse langhaar en Javaan, is een kattenras afkomstig uit de Verenigde Staten. Deze kat is de halflanghaar variëteit van de Oosterse kat. Kort historisch overzicht De geschiedenis van de Mandarin begint met die van de Oosterse kat. In feite is de Mandarin een van de...
  • Maine coon

    Maine coon Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Maine coon is een langharig kattenras afkomstig uit de staat Maine in de Verenigde Staten. Deze rustiek uitziende kat wordt gekenmerkt door zijn grote omvang, gepluimde staart, vierkante snuit, gepluimde oren en lange vacht. Kort historisch overzicht De Maine Coon is waarschijnlijk een...
  • LaPerm

    LaPerm Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De LaPerm is een kattenras afkomstig uit de Verenigde Staten. Deze middelgrote kat wordt gekenmerkt door zijn gekrulde vacht. Kort historisch overzicht Het ras werd in 1982 gecreëerd in de Amerikaanse staat Oregon door een vrouw genaamd Linda Koehl. Het krullende haar is te danken aan een...
  • Korat

    Korat Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Korat is een kattenras afkomstig uit Thailand. Deze kleine kat wordt gekenmerkt door zijn blauwe vacht en groene ogen. Kort historisch overzicht De Tamra Meow, of Book of Cat Poems, is een rijk geïllustreerde Thaise verzameling van verzen geschreven tussen 1350 en 1767. Het beschrijft...
  • Khao Manee

    Khao Manee Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Khao Manee is een kattenras afkomstig uit Thailand. Deze kat wordt gekenmerkt door zijn witte kortharige vacht. De ogen kunnen geel, blauw of lichtbruin zijn. Standaard Officiële erkenning van de Khao Manee is gaande, met name via de TICA en de GCCF. Sinds mei 2009 is het mogelijk om...
  • Himalayen

    Himalayen Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Himalayen, ook wel colourpoint of colorpoint (VS) genoemd, is een kattenras dat oorspronkelijk uit de Verenigde Staten komt. In sommige Europese landen bestaat dit ras niet en wordt het beschouwd als een vacht van de Perzische. Kort historisch overzicht De Himalayen is een colourpoint...
  • Highland Fold

    Highland Fold Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Highland Fold is een kattenras dat oorspronkelijk uit Schotland komt. De naam Highland Fold wordt gegeven aan de kortharige variëteit. Kort historisch overzicht Het eerste bekende exemplaar van een kat met gevouwen oren was Susie, een kat die leefde op een boerderij ten noorden van...
  • Scottish Fold

    Scottish Fold Vertaling Francis Vandersteen Land van oorsprong De Scottish Fold is een kattenras dat oorspronkelijk uit Schotland komt. De naam Scottish Fold wordt gegeven aan de kortharige variëteit. Kort historisch overzicht Het eerste bekende exemplaar van een kat met gevouwen oren was Susie, een kat die leefde op een boerderij ten noorden van...