Duitse Staande Langhaar |
||
FCI standaard Nº 117 |
||
Land van oorsprong |
Duitsland | |
Vertaling |
Hans Hoefsloot | |
Groep |
Groep 7 Staande Honden | |
Sectie |
Sectie 1.2 Continentale Staande Honden, Spanieltype | |
Werkproef |
Met werktest | |
Definitieve erkenning door de FCI |
zaterdag 18 december 1954 | |
Publicatie van de geldende officiële norm |
donderdag 10 november 2011 | |
Laatste update |
woensdag 17 september 2014 | |
En français, cette race se dit |
Chien d'arrêt allemand à poil long | |
In English, this breed is said |
German Long Haired Pointing Dog | |
Auf Deutsch, heißt diese Rasse |
Deutsch Langhaar | |
En español, esta raza se dice |
Perro de muestra alemán de pelo largo |
Gebruik |
Veelzijdige Jachtgebruikshond. |
Kort historisch overzicht |
n de langharige jachthond is het bloed van de Vogel-, Havik-, Waterhonden en Brakken verenigd en daarmee de aanleg voor grote veelzijdigheid voorhanden. Vanaf het jaar 1879 wordt het ras zuiver gefokt en worden de wezenlijke raskenmerken vastgelegd. In 1897 stelde Baron von Schorlemer de eerste raspunten voor de Duitse Staande Langhaar (DSL) samen en legde daarmee de basis voor de huidige raszuivere fokkerij. |
Algemeen totaalbeeld |
Krachtig, gespierd, diepe borstkas, vloeiende belijning. Bij kleinere honden moet veel substantie geëist worden. Al te zware en daarbij trage honden zijn niet gewenst. |
Belangrijke verhoudingen |
Vang en schedel evenlang; hond achter niet overbouwd; schouder iets hoger dan het kruis. |
Gedrag en karakter (aard) |
Evenwichtig, rustig, ingehouden temperament, goedaardig, makkelijk te houden. |
Hoofd |
||
Bovenschedel |
||
Hoofd |
Aan het mooie langhaarhoofd moet bijzondere waarde worden gehecht. Van adel getuigend, langgestrekt. | |
Schedel |
Licht gewelfd. | |
Stop |
Overgang van voorhoofd naar neusrug geleidelijk, niet met scherpe hoek. |
Facial region |
||
Neus |
Bruin, lichte schimmelvlekjes toegestaan. | |
Lippen |
Niet te veel overhangend. | |
Neusbrug |
Licht gewelfd, niet te smal. | |
Kiezen / tanden |
Niet overmatig fijn. Volledig en uitstekend gebit met 42 tanden. De snijtanden boven moeten scharend over de snijtanden onder sluiten. | |
Wangen |
Geen te zware jukbeenderen. | |
Ogen |
Kleur bruin, zo donker mogelijk. Oogleden dicht tegen de oogbol aanliggend, zonder zichtbaar bindvlies. Ogen noch te diep liggend, noch uitpuilend. | |
Oren |
Niet te laag aangezet, licht naar voren gedraaid. |
Hals |
Krachtig en goed gevormd, zonder plooien in vloeiende belijning naar de borst verbredend; niet te kort. |
Lichaam |
||
Rug |
Recht, stevig, niet te lang. | |
Lendenpartij |
Zeer goed bespierd. | |
Croupe |
Lang, matig hellend. | |
Borst |
Voorborst aanwezig; borstkas breed en diep, minstens tot aan de ellebogen reikend. |
Staart |
Geen "vrolijke" staart. Hij moet gestrekt gedragen worden met het laatste éénderde deel licht opwaarts gebogen. |
Ledematen |
Voorhand |
||
Algemeen |
De opperarm, de onderarm en de middenhand dienen, bij de hond in stand en van voren gezien, bij benadering een loodrechte lijn te vormen. | |
Schouders |
Goed aanliggend. Van opzij gezien en in rust, moeten schouderblad en opperarmbeen nagenoeg een rechte hoek vormen. | |
Ellebogen |
Goed aanliggend. | |
Voorvoetwortelgewricht |
Licht doorgebogen. | |
Voormiddenvoet |
Niet geheel recht. |
Achterhand |
||
Algemeen |
Van achteren gezien moeten het heupbeen, het dijbeen, het scheenbeen en de middenvoet bij benadering een loodrechte lijn vormen. | |
Spronggewricht |
Goede hoeking is bijzonder belangrijk. Wolfsklauwen moeten direct na de geboorte verwijderd worden. |
Voeten |
Voor en achter ruwe en stevige voetkussens. |
Gangwerk |
Uitgrijpende beweging met goede stuwing vanuit de achterhand. |
Huid |
Strak en zonder plooien het lichaam omsluitend. |
Coat |
||
Haarkwaliteit |
De juiste beharing is van het grootste belang: noch overvloedige haargroei, noch al te kort haar. Op de rug en aan de flanken behoort het haar van 3 – 5 cm. lengte goed aan te liggen. Aan de onderkant van de hals, aan de borst en aan de buik mag de beharing langer zijn. • Buik : Goed behaard. • Oren : Beharing golvend en overhangend. • Staart : Met goede vlag en tot aan de staartpunt behaard. • Achterkant voorbenen : Behaard (bevedering). • Achterkant achterbenen : Behaard (broek). • Onder het spronggewricht : Haar beduidend korter. Teveel franje is niet gewenst. Tussenruimten tussen de tenen dicht en kort behaard. • Hoofd : Haar belangrijk korter, maar in elk geval langer dan bij de Duitse Staande Korthaar. Kuifvorming op de schedel (Petruslok) is ongewenst. • Op het lichaam : Is het haar sluik, stevig, glad of licht golvend, vast aanliggend. Dicht met goede onderwol. |
|
Haarkleur |
• Eenkleurig bruin. • Bruin met wit of schimmel aftekening (speciaal aan borst en poten). • Donkerschimmel (met grotere of kleinere donkerbruine platen; bruin hoofd, eventueel met bles, vlek of ster). • Lichtschimmel (met grotere of kleinere lichtbruine platen; bruin hoofd, eventueel met bles, vlek of ster). • Forelschimmel (veel kleine bruine vlekken op witte ondergrond; bruin hoofd, eventueel met bles, vlek of ster). • Bruin-wit, ofwel zuiver bruin-wit, of met heel weinig kleine bruine vlekken (grote bruine platen, met zadel of mantel; bruin hoofd, eventueel met bles, vlek of ster). • Sporadisch kan gele brand als erfenis uit oeroude brakkenafstamming voorkomen. |
Maat en gewicht |
||
Schouderhoogte |
Ideaalmaat bij reuen 63-66 cm. (minimaal 60 cm. maximaal 70 cm.). Ideaalmaat bij teven 60-63 cm. (minimaal 58 cm. maximaal 66 cm.). | |
Gewicht |
Het gewicht ligt rond de 30 kg. |
Defecten |
• Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de ernst waarmee de fout aangemerkt moet worden, in verhouding staan tot de mate en het effect ervan op de gezondheid en het welzijn van betreffende hond en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten. • De vermelde fouten moeten in ernst zijn. |
General defecten |
Licht haviksoog; scheve stand der ogen. Behang dat niet aan de wangen aanligt (open oren); lederenden. Ernstige missers; onder-, bovenbeet; kruisgebit. Zadelrug, karperrug. Borst tonvormig, te smal. Krulstaart, haakstaart. Hoek tussen schouderblad en opperarmbeen te open; middenhand te recht. Achterhand: Koehakkigheid, tonvormigheid. Spreidvoeten; katten- of hazenvoeten. Te lange baardharen, borstelige wenkbrauwen, kroeshaar. |
Defecten die leiden tot uitsluiting |
Honden met gebrekkige beenderensubstantie en onvoldoende bespiering. Honden met van het type afwijkende kopvormen. Ectropion (naar buiten gedraaid ooglid). Entropion (naar binnen gerold ooglid). Ook gecorrigeerde ooglidfouten. |
NB : |
• Elke hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen moet worden gediskwalificeerd. • De gebreken hierboven vermeld, wanneer zij zich voordoen in een zeer duidelijke graad of frequent, zijn diskwalificerende. • Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn ingedaald. • Alleen functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw moet worden gebruikt voor de fokkerij. |
Bibliografie |
https://www.fci.be/ |
Gedetailleerde geschiedenis |
Terecht kregen de Duitse Braques en de Drahthaar een uitstekende reputatie, maar hun succes was niet zonder vooroordelen voor hun landgenoten van de zevende groep: het maakte vergeten dat de Germaanse verwijzingen ook een haar konden nemen lange spaniel. Zo is de Langhaar (of, volgens zijn officiële naam, de Deutscher Langhaariger Vorstehhund, die kan worden vertaald in een Duitse stophond in Poil Long, net ontstaan uit een lange eclips, maar deze hond, afkomstig uit de noordelijke regio's uit Duitsland, is sinds minstens de zestiende eeuw in dit land bekend. Er is nog steeds een "Spaniel" (het woord bestaat niet in het Duits) waarvoor het proefschrift van de Spaanse oorsprong in default wordt genomen! van Europa zijn inderdaad lange tijd dit type hond geweest, bovendien kan men zich niet meer aanpassen aan hun klimaat en aan de min of meer moerassige gronden die ze overvloedig werden geboden, zijn de Spagnauls uiteraard ook op hun gemak in deze landen, net als de Braques in de zuidelijke garrigues. Over het onderwerp Langhaar kunnen we ook de overvloed aan Spanielrassen in Noord-Europa observeren, terwijl ze in het zuiden niet voorkomen. Naast de Duitse Langhaar, is het vermelden waard Drentsche Patrijshond (Nederlandse Epagneul de Drente) in Nederland, de Franse Epagneuls (Frans, Picard, Bleu de Picardie, Breton) verspreid over het noordwesten van het land. De Staby Hound van Nederland en de Münsterlanders (Grand en Petit) kunnen nog steeds worden gekoppeld aan de Spanielachtige stophonden. Wat de Wachtelhund van Duitsland betreft, het is geen steekhond maar een jachthond en een bosjesman, en de Wetterhoun is een Nederlandse waterhond. Ten slotte zijn er de Britse Setters en Spaniels. In al deze landen, waar met name veel trekvogels passeren, werden deze honden vroeger gebruikt voor de jacht met netten; ze waren ook onmisbare complementen in jachten met valken en met windhonden, en ook de hulptroepen van jagers met boog, kruisboog, haakbus en ten slotte geweer. Opgemerkt moet worden dat in Duitsland, waar jagen met honden bijna onbekend was, het schieten van het spel snel een overheersende plaats zou kunnen innemen. Het is onmogelijk om de opvallende gelijkenis tussen de Franse Spaniel, de Nederlandse Spaniel van Drente en Langhaar niet op te merken. Voor al dat, zou een geleerde iemand zijn die met zekerheid kon bepalen welke echt de oudste is, en nog meer bevestigen dat een van deze rassen de voorouder van anderen is. Hoogstens kunnen we veronderstellen dat deze drie honden overal verschijnen als de nationale variëteiten van een Europees type. Net als de Franse Spaniel moest de Langhaar buigen voor de komst van Engelse honden op het vasteland (in de negentiende eeuw). Toen werd zijn lot zelfs donkerder vanwege het overwicht dat de Kortharige Pointer (Kurzhaar) in Duitsland had genomen, en aan het begin van de twintigste eeuw door de Stop Dog in Poil Dur (Drahthaar). De hardere en hardere karakters van de laatstgenoemden waren, inderdaad, beter aangepast aan alle taken die werden toegewezen aan de steekhonden in dit land, de jacht op de stank en de bewaker, onder anderen. Sinds die tijd lijkt het er dus op dat Langhaar vooral heeft gediend om de andere langharige Duitse rassen te creëren of te verbeteren, die bovendien hebben geprofiteerd van de infusie van buitenlands bloed. Zo is de Wachtelhund met name afgeleid van Langhaar en Britse Spaniels. Op dezelfde manier komen de twee Münsterlanders uit Langhaar met, naar men zegt, een bijdrage van de Bretonse Spaniel. En dan, plotseling, en heel recent, is de Langhaar in de ogen van Europese specialisten gevestigd als een ras dat in staat is om te concurreren met de beste continentale honden. In de herfst van 1982 won een hond uit Langhaar (bestuurd door een Nederlander) het wereldkampioenschap schietvelden dat dat jaar in Spanje werd gehouden. Het volgende jaar, als om te bewijzen dat deze prestatie niet het resultaat was van gelukkige omstandigheden, werd een tweede onderwerp van hetzelfde ras, nog altijd geleid door een lid van het Nederlandse team, tweede. Er werd toen beweerd dat zijn pittige silhouet, zijn unicolor bruine jurk, deed denken aan de Ierse Setter, met de morfologie van een continentale hond; dat zijn kwaliteiten van jagers, zo briljant als homogeen, niet zonder die van de Duitse aanwijzer opriepen. Het zou op zijn minst gewaagd zijn om te denken dat het moderne Langhaar uit deze twee rassen komt of dat het hen iets van zijn vernieuwing te danken heeft. Tussen de tijd dat Langhaar werd beschouwd als "bedreigd" en zijn recente successen in internationale kampioenschappen, kan worden gezegd dat er niets is gebeurd dat zo'n aanname zou toelaten. Er deden zich geen significante veranderingen voor in de kenmerken van Langhaar, die werd geselecteerd op basis van de criteria van zuiverheid van ras- en prestatiefokken, die bestaat uit het onderhouden en verbeteren van de jachtkwaliteiten van de hond. Momenteel neemt de vraag naar Langhaar aanzienlijk toe in Duitsland en Nederland. In Frankrijk zijn jagers geïnteresseerd in Langhaar, vooral omdat Nederlandse amateurs het hebben geïntroduceerd in wedstrijden en hondenshows. Het lijdt geen twijfel dat de voormalige Duitse spaniël, eigenwijs, volgzaam en blijvend, geen van deze eigenschappen heeft verloren, maar een onvergelijkelijk grotere, snellere zoektocht heeft gewonnen zonder te laten zien ongeduld. De fijnheid van zijn neus is perfect aangepast aan de levendigheid van zijn tempo. Hoewel zijn flexibele en actieve zoektocht hem niet vatbaar maakt voor de jacht op konijnen, maken zijn uitvoeringen het mogelijk om te zeggen dat vlakte en hout ook geschikt zijn voor hem, met de patrijzen (of fazanten) als wild, evenals het werk voor de konijnen. water op eenden, in goede Spaniel dat het is. Opgemerkt moet worden dat de in Duitsland gefokte Langhaar voornamelijk wordt gebruikt om grote gewonden te vinden, terwijl dat wat in Nederland wordt gefokt, lichter is en beter is aangepast aan de Franse behoeften voor praktisch jagen in vlakte en water. . Het kan met succes worden gepresenteerd in getrokken wedstrijdwedstrijden, op het International Practical Hunting Certificate en ook in Spring Fields. In overeenstemming met de balans van zijn fysieke samenstelling, die een onmiskenbare kracht met een nobele greep verbindt, vertoont de Langhaar een stabiel en zachtaardig temperament, typerend voor het type Spaniel. Het is ook een zeer flexibele hond met dressuur en bijzonder prettig om thuis te leven, waar zijn vriendelijkheid en zijn goede humeur unaniem zijn. Vandaag is de Langhaar de machtigste Spaniel geworden. Hopelijk zal een bredere verspreiding deze mooie en goede hond toelaten om deze vleiende reputatie te bevestigen. |