Kooikerhondje

FCI standaard Nº 314

Land van oorsprong
Nederland
Vertaling
Lydia Erhart. Bewerkt door Renée Sporre-Willes / Originele versie : (EN)
Groep
Groep 8 Retrievers – Spaniels – Waterhonden
Sectie
Sectie 2 Spaniels
Werkproef
Zonder werkproef
Definitieve erkenning door de FCI
woensdag 31 januari 1990
Publicatie van de geldende officiële norm
woensdag 13 oktober 2010
Laatste update
woensdag 19 januari 2011
En français, cette race se dit
Kooikerhondje
In English, this breed is said
Kooikerhondje
Auf Deutsch, heißt diese Rasse
Kooikerhondje
En español, esta raza se dice
Kooikerhondje

Gebruik

Werkende hond en gezelschapshond gebruikt voor de eendenkooi.

Kort historisch overzicht

In 1942, gedurende de Tweede Wereldoorlog, is mevrouw Baronesse Van Hardenbroek van Ammerstol begonnen met de terugfok van het Kooikerhondje. Ze stuurde een marskramer op pad met een foto van het type hondje dat zij zocht. Op een boerderij in Friesland ontdekte deze het hondje Tommy dat de stammoeder van het hedendaagse Kooikerhondje werd. In 1966 keurde de Raad van Beheer de voorlopige rasstandaard goed en in 1971 werd het ras officieel erkend.
Het Kooikerhondje werd oorspronkelijk en wordt nu nog in de eendenkooi gebruikt. Zijn taak is nog steeds de eenden met zijn vrolijk wuivende staart in de kooi te lokken; hij jaagt niet op de eenden. Hij loopt kalm tussen de schermen van de kooi door zodat hij de nieuwsgierigheid van de eenden opwekt en hen steeds verder de vangpijp in lokt, waar de eenden in een vanghok gevangen worden. Ze worden of gedood voor consumptie of geringd voor ornithologisch onderzoek.

Algemeen totaalbeeld

Het kooikerhondje is een harmonisch gebouwd, oranje-rood bont jachthondje van vrijwel kwadratische lichaamsverhoudingen. Hij gaat met opgeheven hoofd; in actie wordt de goed bevederde staart wuivend in het verlengde van of boven de ruglijn gedragen. De oren hebben zwarte haarpunten, de “oorbellen”. De hond wordt met een natuurlijke, niet getoiletteerde vacht voorgebracht.

Belangrijke verhoudingen

De lengte van het lichaam, gemeten van het boeggewricht tot het zitbeen, kan iets meer zijn dan de schofthoogte. Schedel en voorsnuit zijn ongeveer even lang.

Gedrag en karakter (aard)

Levendig en beweeglijk, zelfbewust en met voldoende doorzettings- en uithoudingsvermogen, goedaardig en attent, maar niet luidruchtig. Het ras is trouw, makkelijk in de omgang en vriendelijk.
Buiten het jachtseizoen moet het hondje schadelijk wild kunnen vinden en verdelgen; daarom moet hij fel, snel en hard zijn. Hij is een echt jachthondje dat attent en energiek is en werklust en een opgewekt karakter heeft.

Hoofd

Bovenschedel

Hoofd
Het hoofd is matig lang, passend in het totaalbeeld, droog en vloeiend belijnd.
Schedel
Voldoende breed, matig gewelfd. 
Stop
Van opzij gezien duidelijk zichtbaar maar niet te diep.

Facial region

Neus
Zwart en goed ontwikkeld.
Voorsnuit
Van opzij gezien niet te diep en licht wigvormig; van boven gezien niet te smal toelopend en goed opgevuld onder de ogen.
Lippen
Bij voorkeur goed gepigmenteerd, goed aansluitend en niet overhangend.
Kiezen / tanden
Schaargebit; compleet is gewenst. Tanggebit is toegestaan maar minder gewenst.
Ogen
Amandelvormig, donkerbruin met een vriendelijke, attente uitdrukking.
Oren
Matig groot, aanzetting iets boven de lijn van de punt van de neus tot de ooghoek. De oren worden vlak, zonder vouw tegen de wangen gedragen. Goed bevederd; zwarte haarpunten (de oorbellen) zijn zeer gewenst.

Hals

Krachtig gespierd, voldoende lang en droog.

Lichaam

Bovenlijn
Vloeiende lijn van de schoft tot de staart.
Rug
Krachtig en recht, vrij kort.
Lendenpartij
Van voldoende lengte en breedte, krachtig gespierd.
Croupe
Licht hellend en voldoende breed; de lengte van het bekken is 1,5 maal de breedte.
Borst
Reikt tot aan de ellebogen met voldoende gewelfde ribben. Voldoende ontwikkelde voorborst.
Onderlijn en buik
Licht oplopend naar de lendenpartij.

Staart

Bij de aanzet de bovenbelijning van het lichaam volgend, in het verlengde van de bovenbelijning gedragen of bijna verticaal omhoog (vrolijk). Goed bevederd met een witte pluim. De laatste staartwervel moet tot het spronggewricht reiken.

Ledematen

Voorhand

Schouders
Schouder voldoende schuin zodat een vloeiende overgang van hals naar rug wordt verkregen.
Opperarm
Goed gehoekt ten opzichte van het schouderblad dat van gelijke lengte is.
Ellebogen
Goed aansluitend tegen het lichaam.
Onderarm
Recht en parallel, stevig bot van voldoende sterkte en lengte.
Voormiddenvoet
Sterk en iets schuin.

Achterhand

Algemeen
Goed gehoekt, van achteren gezien recht en parallel. Stevig bot.
Dijbeen
Goed gespierd.
Onderbeen
Van gelijke lengte als het dijbeen.
Spronggewricht
Laaggeplaatst.

Voeten

Klein, licht ovaal, compact met goed aangesloten tenen die naar voren wijzen.

Gangwerk

Moet vloeiend en elastisch zijn, goed uitgrijpend, stuwend. Ledematen parallel.

Coat

Haarkwaliteit
Middelmatig lang, lichtgolvend of sluik en glad aanliggend. Zacht haar. Goed ontwikkelde ondervacht. Voorbenen moeten matige bevedering hebben die reikt tot het polsgewricht. Achterbenen hebben een vrij langbehaarde broek; onder het spronggewricht geen bevedering. De beharing op het hoofd, de voorkant van de benen en voeten dient kort te zijn. Voldoende bevedering aan de onderzijde van de staart. Langer haar op de keel en voorborst. Oorbellen (lange zwarte haarpunten) zijn zeer gewenst.
Haarkleur
Duidelijke platen van oranje-rode kleur op zuiver wit, hoewel enkele kleine vlekjes op de benen toegestaan zijn. De oranje-rode kleur moet overwegen. Iets zwart doorschoten zijn van de oranje-rode kleur en een lichte vorm van ticking zijn toegestaan maar minder gewenst.
Aftekening op het hoofd: een duidelijk zichtbare bles die tot aan de neus doorloopt. Gekleurde wangen en gekleurd rond de ogen. Een te smalle of te brede bles of maar gedeeltelijk gekleurde wangen zijn minder gewenst.
Een zwarte staartring bij de overgang van oranje-rood naar wit is toegestaan.

Maat en gewicht

Schouderhoogte
Reuen: 40 cm. Teven: 38 cm. Marge: 2 cm boven of 3 cm onder de ideale maten zijn toegestaan.

Defecten

• Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de ernst waarmee de fout aangemerkt moet worden, in verhouding staan ​​tot de mate en het effect ervan op de gezondheid en het welzijn van betreffende hond en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten.
• De vermelde fouten moeten in ernst zijn.

General defecten

 Te kleine oren.
 Open gedragen oren.
 Krulstaart.
 Steppend gangwerk.
 Krullend of zijdezacht haar.
 Kleur die sterk met zwarte haren doorschoten is in de oranje-rode platen.
 Teveel ticking.
 Boven de maximum maat of onder de minimum maat.

Zware defecten

 Angstig gedrag.
 Duidelijk laag op de benen, buiten de verhouding.
 Blauw (glas)oog.
 Boven- of ondervoorbeet.
 Te korte staart die niet tot het spronggewricht reikt.
 Een geheel of gedeeltelijk wit oor.
 Haarkleur rond één of beide ogen wit.

Defecten die leiden tot uitsluiting

 Agressief of overmatig verlegen.
 Zwart-witte kleur of driekleur.

NB :

• Elke hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen moet worden gediskwalificeerd.
• De gebreken hierboven vermeld, wanneer zij zich voordoen in een zeer duidelijke graad of frequent, zijn diskwalificerende.
• Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn ingedaald.
• Alleen functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw moet worden gebruikt voor de fokkerij.

Bibliografie

https://www.fci.be/