![]() |
Picardische Herdershond |
|
FCI standaard Nº 176 |
||
Land van oorsprong |
Frankrijk | |
Vertaling |
Mw. Jos Dekker | |
Groep |
Groep 1 Herdershonden en veedrijvers (met uitzondering van de Zwitserse Sennenhonden) | |
Sectie |
Sectie 1 Herdershonden | |
Werkproef |
Met werkproef | |
Definitieve erkenning door de FCI |
maandag 27 juni 1955 | |
Publicatie van de geldende officiële norm |
dinsdag 04 november 2008 | |
Laatste update |
woensdag 04 augustus 2010 | |
En français, cette race se dit |
![]() |
Berger de Picardie |
In English, this breed is said |
![]() |
Picardy Sheepdog |
Auf Deutsch, heißt diese Rasse |
![]() |
Picardie Schäferhund |
En español, esta raza se dice |
![]() |
Pastor de Picardia |
In zijn land van herkomst is zijn naam |
Berger Picard |
Gebruik |
Herdershond en bewaker. |
Kort historisch overzicht |
De Picardische herder zijn oorsprong is heel oud. Uiteraard is het niet duidelijk of de Picardische Herder zijn oorsprong beperkt tot Picardië: het is mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat het gebied een stuk groter is. Ruwharige herders en veedrijvers zijn typisch voor heel Noordwest-Europa. In 1863 werden de eerste Picards op de tentoonstelling gekeurd in dezelfde klas als de Beauçerons en de Briards. In 1898 was men overtuigd dat het een Picardisch ras was. In 1922 werd de eerste standaard opgesteld door Paul Megnin. Het ras werd definitief erkend in 1925. Tot de Tweede Wereldoorlog werd her ras wat verwaarloosd daarna trok het liefhebbers die in Picardië op zoek gingen naar de meest typische exemplaren voor de fok. Na vele jaren, waarin de Rasvereniging moeite heeft om erkenning te krijgen, richtte de heer Robert Moutenot, een prominent kynoloog, in 1955 de club “Les Amis Du Berger Picard” op. De club wordt definitief erkend in 1959 en een nieuwe rasstandaard, goedgekeurd door de S.C.C in 1964. De huidige standaard is opgesteld door Dhr. J.C. Larive, voorzitter van de vereniging en zijn commissie met behulp van Dhr. R. Triquet. |
Algemeen totaalbeeld |
De Picardische Herder is een middelgrote hond. Hij is sterk, rustiek, goed gespierd en gebouwd, zonder plompheid. Hij is zeer elegant zowel in stand als beweging. Zijn levendige en alerte expressie worden gekarakteriseerd door zijn griffonachtig uiterlijk. |
Belangrijke verhoudingen |
De Picardische Herder is een middelgrootte hond. De lengte van de punt van de schouder tot het zitbeen is iets langer dan de schofthoogte (in een verhouding van 5: 8) teven zijn over het algemeen iets langer dan de reuen. De schedel en voorsnuit zijn gelijk van lengte. De afstand van elleboog tot de grond is gelijk aan de helft van de schofthoogte. |
Gedrag en karakter (aard) |
De Picardische Herder is een evenwichtige hond. Hij is noch agressief noch timide noch angstig. Hij moet zowel wijs als moedig zijn. Dit maakt hem mogelijk zijn werk als waker en hoeder van de kudde met gemak te doen, hij is ook een zeer goede bewaker van het huis, een uitstekende gezinshond en kindervriend. |
Hoofd |
||
Bovenschedel |
||
Hoofd |
Zonder massief te zijn in goede verhouding tot zijn grootte. Fijn besneden, zonder de indruk te wekken puntig te zijn. In profiel de schedel en voorsnuit parallel. Het type wordt gegeven door het griffonachtige uiterlijk, dat wil zeggen goed aangegeven wenkbrauwen (ongeveer 4 centimeter dat de ogen niet mag bedekken), baard en snor. | |
Schedel |
Van voor gezien niet plat maar licht gebogen met een lichte middengroef. | |
Stop |
De stop is iets aanwezig en in het midden van de achterhoofdsknobbel en neuspunt. |
Facial region |
||
Neus |
Goed ontwikkeld. Altijd zwart. Neusgaten goed open. | |
Voorsnuit |
Krachtig en niet te lang. Niet eindigend in een punt. Lichte snor en baard aanwezig. | |
Lippen |
Droog en goed aangesloten. | |
Neusbrug |
De neusrug is recht. | |
Kiezen / tanden |
De kaken krachtig. De beet is scharend. Het gebit moet volledig zijn. | |
Wangen |
Vertonen een zekere ronding. | |
Ogen |
Horizontaal, middelgroot, ovaal, niet prominent. Donker van kleur (de kleur kan wat lichter of donkerder zijn afhankelijk van de vachtkleur maar nooit lichter dan hazelnootkleurig). | |
Oren |
Middelgroot, breed aan de basis, hoog aangezet, van nature rechtop staand, de oortoppen licht gerond. Afwijkende dracht wordt getolereerd maar niet gewenst. |
Hals |
Sterk en gespierd, van goede lengte, goed uit de schouders komend, voor een trots gedragen hoofd. |
Lichaam |
||
Algemeenheid |
Bot stevig zonder overdrijving en de spieren droog. | |
Rug |
Recht. | |
Lendenpartij |
Stevig. | |
Croupe |
Iets schuin geleidelijk overgaand in de bil. | |
Borst |
Diep, maar niet tot onder de ellebogen. De correcte omtrek direct achter de elleboog gemeten, overschrijdt de schofthoogte met 1/5. Het bovenste gedeelte van de ribben zijn goed gewelfd waarna ze geleidelijk afvlakken richting borstbeen. | |
Onderlijn en buik |
Licht opgetrokken. |
Staart |
Lang. In rust tot aan de hak reikend en met een lichte kromming aan het uiteinde. In actie, komt de staart iets omhoog zonder over de rug te worden gedragen. De beharing aan de staart even lang als op het lichaam. |
Ledematen |
Voorhand |
||
Algemeen |
Goed recht van voor en opzij gezien. | |
Schouders |
Lang en schuin. | |
Ellebogen |
Goed aangesloten. | |
Onderarm |
Recht en goed gespierd. | |
Voormiddenvoet |
Licht hellend van opzij. | |
Voorvoeten |
Rond, kort en compact. |
Achterhand |
||
Algemeen |
Goed parallel van achteren en goed recht van opzij. | |
Dijbeen |
Lang en goed gespierd. | |
Knie |
Sterk gehoekt. | |
Achtermiddenvoet |
Recht op de grond. | |
Spronggewricht |
Matig gehoekt, te nauw noch te wijd. | |
Achtervoeten |
Rond, kort en compact. Geen wolfsklauw of extra tenen. Zolen stevig. Donker gekleurde nagels. |
Gangwerk |
Soepel en vrij, geeft de indruk van elegantie en moeiteloosheid. Gemiddeld uitgrijpend voor, de benen goed parallel. |
Coat |
||
Haarkwaliteit |
Hard, halflang. Het moet knisperen tussen de vingers. Ongeveer 5-6 centimeter lang over het gehele lichaam inclusief de staart. De ondervacht fijn en dicht. | |
Haarkleur |
Fauve, fauve charbonné, gestroomd, grijstinten meestal donker. Geen grote witte aftekeningen (een kleine witte vlek op de borst en de punten van de tenen is toegestaan). |
Maat en gewicht |
||
Schouderhoogte |
Reuen 60 tot 65 cm, teven 55 tot 60 cm, met een tolerantie van 1 cm naar boven en beneden. |
Defecten |
• Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de ernst waarmee de fout aangemerkt moet worden, in verhouding staan tot de mate en het effect ervan op de gezondheid en het welzijn van betreffende hond en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten. • De vermelde fouten moeten in ernst zijn. |
Zware defecten |
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Defecten die leiden tot uitsluiting |
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
NB : |
• Elke hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen moet worden gediskwalificeerd. • De gebreken hierboven vermeld, wanneer zij zich voordoen in een zeer duidelijke graad of frequent, zijn diskwalificerende. • Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn ingedaald. • Alleen functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw moet worden gebruikt voor de fokkerij. |
Bibliografie |
https://www.fci.be/ |