Poolse laagland herder

FCI standaard Nº 251

Land van oorsprong
Polen
Groep
Groep 1 Herdershonden en veedrijvers (met uitzondering van de Zwitserse Sennenhonden)
Sectie
Sectie 1 Herdershond
Werkproef
Zonder werkproef.
Definitieve erkenning door de FCI
zaterdag 05 oktober 1963
Publicatie van de geldende officiële norm
vrijdag 07 augustus 1998
Laatste update
vrijdag 07 augustus 1998
En français, cette race se dit
Berger polonais de plaine
In English, this breed is said
Polish Lowland Sheepdog
Auf Deutsch, heißt diese Rasse
Polnischer Niederungshütehund
En español, esta raza se dice
Perro de pastor polaco de las llanuras
In zijn land van herkomst is zijn naam

Polski Owczarek Nizinny

Gebruik

Gemakkelijk in de omgang, werkt als herdershond en waakhond. Overgeplaatst naar het leven in de stad is hij een zeer goede gezelschapshond.

Algemeen totaalbeeld

De Poolse herder van de laagvlakte is een middelgrote hond, gedrongen, sterk, gespierd met een lange en dichte vacht. Zijn goed verzorgde vacht geeft hem een aantrekkelijk en interessant uiterlijk.

Belangrijke verhoudingen

De schouderhoogte verhoudt zich tot de lichaamslengte als 9 : 10.
De lengte van de schedel en die van de snuit staat tot elkaar als 1 : 1; de snuit mag evenwel iets korter zijn.

Gedrag en karakter (aard)

Levendig maar beheerst, is hij waakzaam, oplettend, intelligent, goed van begrip en begiftigd met een goed geheugen. Hij is bestand tegen ongunstige weersomstandigheden.

Hoofd

Bovenschedel

Hoofd
Middelmatig van grootte, in verhouding, niet te grof. Het uitstaande haar op het voorhoofd, wangen en kin doet het hoofd zwaarder lijken dan het in werkelijkheid is.
Schedel
Middelmatig breed, licht gewelfd. De voorhoofdgroef en achterhoofd-huidsknobbel zijn voelbaar. 
Stop
Duidelijk aangegeven.

Facial region

Neus
Zo donker mogelijk met betrekking tot de kleur van de vacht, neusgaten wijd open.
Voorsnuit
Krachtig, stomp; de neusrug is recht.
Lippen
Goed aangesloten, de randen dezelfde kleur als de neus.
Kiezen / tanden
Sterke kaken, sterke tanden, scharend of tang.
Ogen
Middelgroot, ovaal, niet uitpuilend, hazelnootkleurig, met een levendige en doordringende blik. De randen van de oogleden zijn donker.
Oren
Hangend, tamelijk hoog aangezet, middelmatig van grootte, hartvormig, breed aan de basis; de voorste rand ligt tegen de wang; oplettende oren.

Hals

Middelmatig lang, sterk, gespierd, zonder keelhuid, eerder horizontaal gedragen.

Lichaam

Algemeenheid
Eerder rechthoekig dan vierkant.
Schoft
Duidelijk waarneembaar.
Rug
Vlak, sterk bespierd.
Lendenpartij
Breed, stevig.
Croupe
Kort, licht aflopend.
Borst
Diep, matig breed, de ribben voldoende gewelfd, niet vlak of rond.
Onderlijn en buik
Vertoont een elegante welving naar achteren.

Staart

Bij de geboorte kort of halflang; zeer kort gecoupeerde staart.
Niet gecoupeerde staart vrij lang en overvloedig voorzien van haren. In rust hangt de staart naar beneden. Is de hond levendig, dan wordt de staart vrolijk boven de rug gedragen, maar is nooit sterk gekruld of op de rug rustend.
Staart van gemiddelde lengte die niet is ingekort op verschillende manieren gedragen.

Ledematen

Voorhand

Algemeen
Voorste ledematen: van voren en in profiel gezien vertikaal en recht. Evenwichtige stand dankzij een sterk skelet.
Schouders
Breed, matig lang, schuin, goed aangesloten, krachtig bespierd.
Voormiddenvoet
Iets schuin ten opzichte van de onderarm.
Voorvoeten
Ovaal, tenen goed gesloten en licht gebogen, voetkussentjes flink hard. Nagels kort en zo donker mogelijk van kleur.

Achterhand

Algemeen
Van achteren gezien vertikaal, goed gehoekt.
Dijbeen
Breed, goed bespierd.
Spronggewricht
Duidelijk waarneembaar.
Achtervoeten
Compact, ovaal van vorm.

Gangwerk

Soepel en uitgrijpend. Stap of draf vlak (zonder de voeten veel op te heffen). De hond gaat vaak in telgang.

Huid

Strak aanliggend, zonder een enkele plooi.

Coat

Haarkwaliteit
Heel het lichaam is bedekt met een droge dichte vacht, dik en overvloedig; de ondervacht is zacht. Zowel recht als licht golvend haar is acceptabel. De haren die van het voorhoofd naar beneden vallen bedekken de ogen op een karakteristieke manier.
Haarkleur
Alle kleuren en aftekeningen zijn toegestaan.

Maat en gewicht

Schouderhoogte
Reuen: 45 – 50 cm. Teven: 42 – 47 cm. De hond moet het type van een werkhond behouden en mag daarom ook niet onder de minimummaat van de standaard komen. Hij mag niet te teer zijn of te fijn gebouwd.

Defecten

• Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de ernst waarmee de fout aangemerkt moet worden, in verhouding staan ​​tot de mate en het effect ervan op de gezondheid en het welzijn van betreffende hond en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten.
• De vermelde fouten moeten in ernst zijn.

Defecten die leiden tot uitsluiting

 Agressief of schuw.

NB :

• Elke hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen moet worden gediskwalificeerd.
• De gebreken hierboven vermeld, wanneer zij zich voordoen in een zeer duidelijke graad of frequent, zijn diskwalificerende.
• Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn ingedaald.
• Alleen functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw moet worden gebruikt voor de fokkerij.

Bibliografie

https://www.fci.be/