Kuri

Hij wordt niet erkend door de F.C.I.

Land van oorsprong
Nieuw-Zeeland, tussen "Waikava" & Mataura vlaktes, Catlins
Vertaling
Francis Vandersteen
Dit ras staat ook wel bekend als
Maori dog
Kurī, of Pacifische hond, was een uniek ras dat naar Aotearoa Nieuw-Zeeland werd gebracht door voorouders van de Māori. Deze dieren werden gewaardeerd - niet per se als vrienden, maar als waardevolle proviand. Het vlees was een delicatesse, van de pelzen werden mantels gemaakt die alleen gedragen mochten worden door rangatira (leiders), van de tanden werden sieraden gemaakt en van de botten werden matau (vishaken) gemaakt.

Ze komen zelfs voor in vroege Māori kunst, in houtskool tekeningen die gevonden zijn op overhangende rotsen op het Zuidereiland. Vroege Europese kolonisten erkenden ze als een apart ras.

Europeanen brachten ook hun eigen hondenrassen mee en dit betekende het einde van de Kurī. Door kruisingen bestonden de Kurī uiteindelijk niet meer als apart ras. Velen werden ook afgeschoten door de vroege renners om het vee te beschermen. Deze Kurī werd samen met haar pup in 1867 door een boer doodgeschoten en is een van de weinige getaxidermiseerde Kurī die er nog bestaan. De slechte staat is te wijten aan het feit dat er enige tijd is verstreken tussen het doden van het dier en het opzetten ervan. Haar pup werd naar het British Museum gestuurd.

Uit het tijdschrift Transactions of the New Zealand Institute; vol 9; 1876 :

"Een teef en een volgroeide pup waren enkele jaren bekend in het dichtbeboste land tussen Waikava [Waikawa] en de Mataura vlaktes, en richtten grote schade aan onder de schaapskuddes, maar vertoonden zo'n sluwheid en durf dat ze pas na twee jaar jagen werden geschoten door Mr Anderson, die ze aanbood aan het Colonial Museum. Van het kleinere exemplaar werden zowel de huid als het skelet door Sir Grey meegenomen naar het British Museum, en de huid van de moeder werd hier bewaard en is door veel oude Māoris herkend als een echte Kurī of oude Māori-hond".

"De schedel, het enige deel van het skelet dat bewaard is gebleven, bewijst dat het een zeer oud individu is geweest, de hoektanden zijn afgesleten tot op hun stompjes en de uitsteeksels en ribbels van de schedel zijn sterk ontwikkeld"