Tot de jaren 1900 zwierf de Mexicaanse grijze wolf rond in Centraal-Mexico, Arizona, New Mexico en het westen van Texas. Kolonisten begonnen in die tijd op de prooi van de wolf te jagen, waardoor de wolf zijn aandacht op het vee van de kolonisten richtte. Dit leidde ertoe dat de kolonisten op de wolf gingen jagen.
In de jaren 1950 werd de Mexicaanse wolf vrijwel uitgeroeid in de Verenigde Staten door particuliere pelsjagers en overheidsinstanties. De laatst bekende wilde Mexicaanse wolf in de Verenigde Staten werd in 1970 doodgeschoten. In 1976 werden ze op de lijst van bedreigde diersoorten geplaatst. Sindsdien is hun aantal toegenomen door fokken in gevangenschap en zijn ze weer vrijgelaten in het wild, hoewel ze in het wild nog steeds een zeer zeldzaam zoogdier zijn.
In het wild voeden wolven zich voornamelijk met herten, antilopen, konijnen en andere kleine knaagdieren. Als kleinste ondersoort van de grijze wolf varieert de Mexicaanse grijze wolf in grootte van 1,27 tot 1,62 m in lengte (neus tot staart), 61 tot 81 cm in schouderhoogte en weegt hij 22 tot 41 kg. Hun vacht is over het algemeen een mengeling van zwart, Mexicaanse grijze wolf en grijs. Ze leven in roedels, meestal bestaande uit een broedpaar en hun nakomelingen. Net als bij de Canis Lupus helpen alle leden van de roedel bij de opvoeding van de jongen. |