Kaspische tijger

Hij is een wild dier

Land van oorsprong
Zuidwest-Azië
Vertaling
Francis Vandersteen
Het bezit van dit dier is niet toegestaan Koninklijk Besluit tot vaststelling van de lijst van niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren die wel gehouden mogen worden (M.B. 24.08.2009)
De Kaspische tijger was de meest westelijke ondersoort van de tijger. Hij kwam voor in Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Zuid-Rusland, Kazachstan, Iran, Irak, Afghanistan, Turkije, Mongolië, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan tot hij in 1972 uitstierf.

Recent genetisch onderzoek heeft uitgewezen dat de Kaspische tijger eigenlijk tot dezelfde ondersoort behoort als de Siberische tijger, die morfologisch erg op elkaar lijkt en nog steeds bestaat, wat de mogelijkheid opent om Siberische tijgers opnieuw in Centraal-Azië te introduceren.

De Kaspische tijger was de op twee na grootste van alle bekende tijgers. Het lichaam van het dier was vrij massief en langgerekt, met sterke ledematen, grote, brede poten en ongewoon grote klauwen. De oren waren klein en kort en leken geen haar op de punten te hebben. Het mannetje mat tussen de 270 en 290 cm en het vrouwtje tussen de 240 en 260 cm. Het mannetje woog tussen 180 en 220 kg en het vrouwtje tussen 85 en 135 kg.

Het dier had een lange, dikke vacht, overvloedig rond de wangen. De kleur leek op die van de Bengaalse tijger. De huid van één exemplaar, bewaard in het British Museum, is goudgeel op de rug en flanken, met de zijkanten lichter dan de rug en strepen variërend van licht- tot donkerbruin. De borst en buik zijn wit met gele strepen, terwijl het gezicht geel is met bruine strepen op het voorhoofd en witte vlekken rond de ogen en wangen. Het buitenste deel van de ledematen is geel, terwijl het binnenste deel wit is. De staart van deze ondersoort is geel met geelwitte strepen. In de winter was de vacht erg lang. Deze tijger had een grote ventrale manen en een korte manen in de nek.

Kaspische tijgers brachten het grootste deel van hun leven alleen door. Ze paaiden zelden met andere tijgers buiten het paarseizoen, meestal in de winter of de lente. Mannelijke tijgers waren groter dan vrouwtjes en leefden tien tot vijftien jaar.

De Kaspische tijger was oorspronkelijk wijdverspreid in Zuidwest-Azië. Hij kwam van Mongolië en Zuid-Rusland via West-China (Xinjiang), de voormalige Sovjetrepublieken van Centraal-Azië, de Kaukasus, Afghanistan, Perzië en Mesopotamië. In de Middeleeuwen kan het zelfs Oekraïne hebben bereikt. In de moderne tijd werd hij aangetroffen in de zuidelijke Kaukasus, Oost-Turkije, Noord-Iran en Noord-Afghanistan.

De intensivering van de landbouw, die leidde tot een vermindering van zijn natuurlijke habitat en de schaarste van zijn prooi, in combinatie met de intensieve jacht waarvan de ondersoort het slachtoffer werd, leidde tot zijn geleidelijke verdwijning en uiteindelijk uitsterven. De laatste waarneming was in 1972.