Lhassa Apso |
||
FCI standaard Nº 227 |
||
Land van oorsprong |
Tibet (China) Patronage Groot-Brittannië |
|
Groep |
Groep 9 Companion en Toy honden | |
Sectie |
Sectie 5 Tibetaanse rassen | |
Werkproef |
Zonder werkproef | |
Definitieve erkenning door de FCI |
zaterdag 19 november 1960 | |
Publicatie van de geldende officiële norm |
woensdag 18 maart 2015 | |
Laatste update |
woensdag 24 juni 2015 | |
En français, cette race se dit |
Lhassa Apso | |
In English, this breed is said |
Lhassa Apso | |
Auf Deutsch, heißt diese Rasse |
Lhassa Apso | |
En español, esta raza se dice |
Lhassa Apso | |
In zijn land van herkomst is zijn naam |
Apso Seng Kyi |
Gebruik |
Dog Toy. |
Kort historisch overzicht |
De Lhasa Apso is afkomstig uit Tibet, waar veel leven op grote hoogte en het klimaat kunnen ernstig zijn. Hij moet een winterharde kleine hond om deze omstandigheden te weerstaan, en dit heeft een grote invloed op zijn ontwikkeling had. Zijn lange, zware jas met zijn dichte ondervacht fungeert als isolatie in de winter, en de val van haar over zijn ogen beschermt ze tegen de wind, stof en verblinding. De Apso is een van de Oost-rassen naar het Westen te komen. De eerste Apsos aangekomen in Groot-Brittannië in het begin van de jaren 1920 en werden getoond in Londen kort na. Toen ze voor het eerst werden gezien in Groot-Brittannië werden zij verward met andere shaggy Oriental honden en ze waren allemaal het label 'Lhasa Terriers'. Later werd er een onderscheid gemaakt, met name tussen de Apso en de Tibetaanse Terriër waarvan wordt gedacht achter de vroege Apso te zijn geweest. Een rasvereniging voor de Lhasa Apso werd opgericht in Groot-Brittannië in 1933. |
Algemeen totaalbeeld |
Harmonieus, stevig, zwaar behaard. |
Belangrijke verhoudingen |
Lengte van het punt van de schouders tot de punt van de billen groter dan de schofthoogte. |
Gedrag en karakter (aard) |
Vrolijk en zelfverzekerd. Alert, rustig, maar enigszins afstandelijk naar vreemden. |
Hoofd |
||
Bovenschedel |
||
Hoofd |
Overvloedige vallen koppakking over de ogen, maar zonder afbreuk te doen aan de visie van de hond, met een snor en baard. | |
Schedel |
Redelijk smalle schedel, terugvallend achter de ogen, niet helemaal plat maar ook niet geweld of een appelhoofd. | |
Stop |
Matig. |
Facial region |
||
Neus |
Zwart. | |
Voorsnuit |
Rechte snuit, niet vierkant, ongeveer 4 cm lang, lengte vanaf neus tot stop is ongeveer 1/3 van de lengte van neuspunt tot achterhoofdsknobbel. | |
Kiezen / tanden |
Bovenste snijtanden vallen net binnen de onderste snijtanden = omgekeerd schaargebit. Snijtanden staan in een brede, zo recht mogelijke lijn. Volledig gebit is wenselijk. | |
Ogen |
Donker, middelgroot, frontaal geplaatst ovaal. Niet groot en bol, ook niet klein en diepliggend. Geen wit zichtbaar boven en onder iris. | |
Oren |
Hangend, zwaar bevederd. |
Hals |
Sterk en gebogen. |
Lichaam |
||
Algemeenheid |
Harmonieus en compact. | |
Bovenlijn |
Rechte ruglijn. | |
Rug |
Ligne du dessus droite. | |
Lendenpartij |
Sterk. | |
Borst |
Goed geribt. |
Staart |
Hoog aangezet, goed over de rug gedragen , maar niet als een “handvat”. Vaak een knik aan het einde. Goed bevederd. |
Ledematen |
Voorhand |
||
Schouders |
Goed terugliggend. | |
Voorvoeten |
Rond, katachtig met stevige kussentjes. Goed bevederd. |
Achterhand |
||
Algemeen |
Goed ontwikkeld, goed gespierd. Goede hoeking. Zwaar behaard. | |
Achtermiddenvoet |
Wanneer bekeken van achter; parallel en niet te dicht bij elkaar. | |
Achtervoeten |
Rond, katachtig met stevige kussentjes. Goed bevederd. |
Gangwerk |
Vrij en kwiek. |
Coat |
||
Haarkwaliteit |
Bovenvacht lang, zwaar en recht vallend. Niet wollig of zijde-achtig. Redelijke ondervacht. | |
Haarkleur |
Goud, zand, honing, donker grijs, leigrijs, rook, meerkleurig, zwart, wit of bruin. Alle kleuren gelijkwaardig geaccepteerd. |
Maat en gewicht |
||
Schouderhoogte |
Ideale hoogt 25,4 cm voor reuen, teefjes iets kleiner. |
Defecten |
• Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de ernst waarmee de fout aangemerkt moet worden, in verhouding staan tot de mate en het effect ervan op de gezondheid en het welzijn van betreffende hond en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten. • De vermelde fouten moeten in ernst zijn. |
Defecten die leiden tot uitsluiting |
Agressief of schuw. |
NB : |
• Elke hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen moet worden gediskwalificeerd. • De gebreken hierboven vermeld, wanneer zij zich voordoen in een zeer duidelijke graad of frequent, zijn diskwalificerende. • Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn ingedaald. • Alleen functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw moet worden gebruikt voor de fokkerij. |
Bibliografie |
https://www.fci.be/ |