Portugese Pointer

FCI standaard Nº 187

Land van oorsprong
Portugal
Vertaling
Jos Dekker
Groep
Groep 7 Staande honden
Sectie
Sectie 1.1. Continentale staande honden, type Staande hond
Werkproef
Met werkproef
Definitieve erkenning door de FCI
woensdag 13 juli 1955
Publicatie van de geldende officiële norm
dinsdag 04 november 2008
Laatste update
maandag 30 maart 2009
En français, cette race se dit
Chien d'arrêt portugais
In English, this breed is said
Portuguese Pointing Dog
Auf Deutsch, heißt diese Rasse
Portugiesischer Vorstehhund
En español, esta raza se dice
Perdiguero Portugués
In zijn land van herkomst is zijn naam

Perdigueiro Português

Gebruik

Jachthond.

Kort historisch overzicht

De Portugese Pointer is afkomstig van het Iberisch schiereiland, afstammend van de oude Iberische Pointer, een gemeenschappelijke voorouder van de andere Staande honden. Welke zich evolueerde door aanpassing aan het klimaat, terrein, het wild en door de selectie van de Portugezen hun eigen sociale cultuur, die ze al eeuwen fokte voor de jacht. Het ras behield zijn uiterlijke en functionele eigenschappen tot op de dag van vandaag. Hun bestaan in Portugal kan worden teruggevoerd tot minstens de 12de eeuw. In de 14de eeuw waren ze bekend als de “Podengo de Mostra”, reeds de jachtcapaciteit van het voorstaan tonend. Ze werden gefokt in de koninklijke en adellijke kennels en gebuikt in de valkerij. Al in de 16de eeuw bekend als “Perdigueiro” (van “perdiz” het Portugese woord voor partrijs), werden ze regelmatig gebruikt door het gewone volk. In het eerste kwartaal van de 20e eeuw begon een groep van fokkers en jagers met de beschrijving van de huidige kenmerken en verspreiding.

Algemeen totaalbeeld

Middelgrote hond, rechthoekig, type staande hond, krachtig maar een harmonieuze bouw gecombineerd met grote souplesse in gangen. Van opzij vormen de boven- en onderlijn een elegante belijning.

Belangrijke verhoudingen

Vierkant of bijna vierkante lichaam. De schedel-voorsnuitverhouding is 6:4; schofthoogte tot borstdiepte is 2:1.

Gedrag en karakter (aard)

Extreem vriendelijk en aanhankelijk; gehard, in staat tot groot uithoudingsvermogen en toewijding. Kalm en zeer sociaal maar enigszins arrogant naar andere honden. Van nature nieuwsgierig, werkt met volharding en vitaliteit. Altijd een hartstochtelijke jachthond die in nauw contact blijft met de jager.

Hoofd

Bovenschedel

Hoofd
In verhouding met het lichaam. Goed gebouwd en harmonieus in grootte, het lijkt groter dan het is. Iets omvangrijk, benig noch vlezig. Bedekt met losse dunne huid, zonder rimpels. In profiel rechthoekig en van voor vierkant. Schedel-voorsnuitbelijning samenkomend.
Schedel
Vierkant, van voor gezien bijna vlak van en van opzij iets gerond, de lengte hoort de 6/10 van het totale hoofd niet te overschrijden, dus 60% van het hoofd.
Voorhoofd van voor bijna vlak, hoog, breed en symmetrisch, iets gewelfd van opzij. Goed ontwikkelde wenkbrauwbogen. Brede en niet erg diepe voorhoofdsgroef. Nauwelijks waarneembare achterhoofdsknobbel. 
Stop
Goed afgetekend (90°-100°).

Facial region

Neus
De hoek tussen neusrug en bovenlip is 90°. Neus goed gebouwd. Goed ontwikkeld met grote, natte en wijd open neusgaten. Zwart.
Voorsnuit
Recht en horizontaal, voldoende breed, over de gehele lengte dezelfde breedte, 4/10 van het hoofd.
Lippen
Hangende bovenlippen, vierkant van opzij, in een rechte hoek met de neusrug, de punt half rond van opzij; Van voor, een scherpe hoek vormend in de onderste rand; sluit zich aan bij de onderlippen in een losse mondhoek zonder te hangen. Normaal gevormde mond met onregelmatig gepigmenteerde (slijmvliezen) membranen, moet gewoon sluiten om een normale overlapping van de bovenlip mogelijk te maken.
Kiezen / tanden
Gezond, correct en volledig gebit, met schaargebit.
Wangen
Parallel. Nauwelijks waarneembare voeg, met opgevuld speekselkliergebied (m.a.w. goed opgevuld onder het oor).
Ogen
Expressief, levendig, bruin, donkerder dan de vachtkleur; ovaal neigend naar rond, vrij groot maar niet te groot, recht geplaatst en oogkas goed opvullend. Dun en wijd open oogleden, met zwart pigment.
Oren
Aangezet boven ooghoogte op het achterste gedeelte van het hoofd, hangend, bijna vlak oppervlak met één of twee lengte vouwen bij attentie, driehoekig, veel breder aan de basis dan aan de uiteinde in een verhouding van 2½ tot 1, met ronde punt. De oorlengte moet iets langer zijn dan de die van de schedel. Dun, glad, bedekt met dun, dicht en zeer kort haar.

Hals

Recht, het bovenste derde deel licht gebogen, lengte niet minder dan de lengte van het hoofd, niet zeer dik en breed en met een korte keelhuid aan de hals. Het moet sierlijk aansluiten bij het hoofd in een hoek van ongeveer 90º en de overgang tussen nek en lichaam mag niet abrupt zijn.

Lichaam

Bovenlijn
Recht, licht oplopend van croupe tot schoft.
Schoft
Niet erg hoog.
Rug
Kort, breed, recht en licht aflopend naar de lendenen waarop het goed aansluit.
Lendenpartij
Kort, zeer breed, met sterke bespiering, iets gewelfd en goed verbonden met het kruis.
Croupe
Evenredig breed met de lendenen, harmonisch gebouwd met een iets schuine lijn licht neerwaarts.
Borst
Diep en breed, met goede borstbreedte, meer ontwikkeld in lengte en diepte dan in breedte, reikend tot de ellebogen. Bovenste gedeelte ribben goed gewelfd en zeer breed. Kijkend naar de omvang en de doorsnede, lijken de borst en naastgelegen ribben hoefijzervormig beide uiteindes weerszijde samenkomend bij het borstbeen.
Onderlijn en buik
Licht oplopend van borstbeen tot lies. De slanke buik sluit zich in een optrekkende boog aan bij de heup; de afstand tussen de heup en de laatste ribben maken de lendenen kort en goed verbonden.

Staart

Natuurlijk: Middelmatig lang, niet onder de hak reikend. Recht, van gemiddelde aanzet, dik aan de basis en iets toelopend naar het uiteinde. Goed aangezet in perfecte voortzetting van de croupe. In rust natuurlijk hangend, maar nooit tussen de dijen. Bij het gaan stijgend tot de bovenbelijning of iets daar boven maar nooit verticaal of sikkelvormig. Heen en weer kwispelend.
Gecoupeerd: In staat de genitaliën te bedekken zonder er voorbij te komen.

Ledematen

Voorhand

Algemeen
Van voor recht en perfect parallel. Van opzij rechtop en de indruk gevend van grote stabiliteit, steun en van nature makkelijk bewegend.
Schouders
Lang; gemiddeld teruggelegen, goed aangezet en vrij sterk gespierd. Hoeking schouder-opperarm 120º.
Opperarm
Dicht tegen de borst. De lengte gelijk aan het schouderblad en evenredig gehoekt.
Ellebogen
Gescheiden van de borst door de oksel, droog, goed laag, gelijke afstand tot middenlijn lichaam, in- noch uitdraaiend. Hoek opperarm-spaakbeen 150º.
Onderarm
Vrij van het lichaam, lang, recht en van voor en opzij gezien loodrecht met de grond.
Voorvoetwortelgewricht
In perfecte voortzetting van de bovenarm.
Voormiddenvoet
Breed, licht hellend.
Voorvoeten
In verhouding met formaat van de poten, neigt eerder rond te zijn dan lang, zonder op een kattenvoet te lijken. Goed gevormde tenen, stevig, gelijkmatig en robuust goede steun gevend. Sterke en goed ontwikkelde voetzolen, met zwarte, dikke, harde en stevige huid. Nagels sterk, hard en bijvoorkeur zwart.

Achterhand

Algemeen
Van achter gezien recht en perfect parallel met de middenlijn van het lichaam, met normale rechtheid van opzij.
Dijbeen
Lang, breed, goed gespierd. Billen gevormd min of meer als duidelijke rondingen, lang en met een licht elastische bespiering. Hoek heup-dijnbeen 95º.
Onderbeen
Goed geplaatst, de lengte in verhouding met de lengte van het dijbeen, de schuinheid moet in verhouding zijn met de helling van de croupe.
Knie
Iets onder de buik, maar niet te ver ervan af. Iets prominent en licht uitdraaiend. Hoek dijbeen-scheenbeen 120º.
Achtermiddenvoet
Gemiddeld hoog, verticaal, bijna rond, gelijkmatig dik en slank.
Spronggewricht
Voldoende open en goed geplaatst, droog, breed en dik. Hoek scheenbeen-voetwortel 145º.
Achtervoeten
Identiek aan de voorvoet, maar iets langer.

Gangwerk

Normaal uitgrijpend, makkelijk en elegant. Veelzijdig in zijn werk en zeer geschikt voor divers terrein, weer en wild, het gangwerk wisselt tussen een simpele onderbrekende galop en een langdurige, makkelijk en ritmische draf.

Coat

Haarkwaliteit
Kort, hard, gesloten, stug en dicht, bedekt het lichaam gelijkmatig, met uitzondering van de oksels, lies, omgeving anus en geslachtsdelen waar het spaarzamer en zachter is. Het is dunner en korter op het hoofd, vooral op de oren, die fluweelachtig lijken. Zonder ondervacht.
Haarkleur
Geel van lichte, middelmatige of donkere schakering, geheel of met witte aftekeningen op het hoofd, hals, borst, onderbenen, onder de ellebogen en hakken en indien ongecoupeerd punt van de staart.

Maat en gewicht

Schouderhoogte
Reuen 56 cm ± 4 cm, teven 52 cm ± 4 cm.
Gewicht
Reuen 20-27 kg, teven 16-22 kg.

Defecten

• Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de ernst waarmee de fout aangemerkt moet worden, in verhouding staan ​​tot de mate en het effect ervan op de gezondheid en het welzijn van betreffende hond en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten.
• De vermelde fouten moeten in ernst zijn.

General defecten

 Verlegenheid.
 Schedel/voorsnuit verhouding iets afwijkend van 6/4 ; smal.
 Prominente achterhoofdsknobbel.
 Zeer ontwikkelde jukbeenderen.
 Uitgesproken voorhoofdsgroef.
 Aanwezigheid van rimpels.
 Neus elke kleur anders dan zwart.
 Voorsnuit kort of lang.
 Bovenlip niet vierkant.
 Mondhoek niet waarneembaar.
 Incorrecte pigmentatie van de slijmvliezen.
 Tanggebit.
 Ogen klein, licht, uitdrukkingsloos; te rond.
 Oren middelmatig hoog aangezet, zeer groot of zeer klein, puntig uiteinde.
 Hals te kort.
 Zonder keelhuid of teveel keelhuid.
 Slecht ontwikkelde borst.
 Staart van nature te kort, te laag aangezet of atypisch gedragen (verticaal of sikkelvormig).
 Benen en voeten in- of uitgedraaid, spreidvoeten.
 Zacht haar.

Zware defecten

 Te verlegen.
 Verhouding schedel-voorsnuit zeer afwijkend van 6/4.
 Bijna geen aangeduide stop, parallelle schedel-voorsnuit belijning.
 Voorsnuit hellend.
 Ogen schuin.
 Scheelheid (loensend).
 Oren vlezig, laag aangezet, overdreven gevouwen of gedraaid.
 Zadel of gebogen toplijn.
 Croupe te hellend.
 Lichaam te lang, ronde borst.
 Opgetrokken buik.
 Witte aftekeningen buiten de door de standaard omschreven gebieden.
 Overmaats of ondermaats.

Defecten die leiden tot uitsluiting

 Agressief of overmatig schuw.
 Hoofd atypisch met gebogen voorsnuit, te lang of te kort, schedel te smal.
 Schedel-voorsnuit belijning uiteenlopend.
 Neus totaal gebrek aan pigmentatie.
 Over- of bovenbeet.
 Ogen ongelijk van vorm of grootte, verschillend van kleur.
 Glas oog, aangeboren blindheid.
 Doofheid aangeboren of verworven.
 Lichaam volledig atypisch, tekenen van kruisingen met andere rassen tonend.
 Vacht anders dan rastypisch.
 Albinisme.
 Elke kleur anders dan beschreven.

NB :

• Elke hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen moet worden gediskwalificeerd.
• De gebreken hierboven vermeld, wanneer zij zich voordoen in een zeer duidelijke graad of frequent, zijn diskwalificerende.
• Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn ingedaald.
• Alleen functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw moet worden gebruikt voor de fokkerij.

Bibliografie

https://www.fci.be/