Diep in de oude schuilplaats, in een houten kennel, heb ik de afgelopen twee jaar mezelf gezuiverd omdat ik te veel in jou geloofde. Elke dag wacht ik op je, ervan overtuigd dat je zult komen, elke nacht val ik zonder jou in slaap.
Dus wat gebeurde er op 16 juni, gelukkig als je was. Ik herinner me dat je floot en zong toen je mijn koffers pakte en me vastbond voor die kerk.
Je afwezigheid weegt op me en de dagen zijn zo lang.
Mijn lichaam is uitgeput en mijn hart is aan het kniezen, ik geniet nergens meer van en ik word zo lelijk dat niemand me ooit zal willen adopteren.
Je hebt me aan de ketting gelegd of opgesloten, je hebt me dagenlang zonder eten of drinken achtergelaten, ik heb vaak zonder jou in mijn kennel geslapen, verlamd, stijf van de kou.
Maar als je terugkomt, gaan we samen weg, lopen we samen door de gevangenisachtige deur die ik niet meer wil zien en waarin ik helaas zoveel zwartheid heb verpletterd.
Dat is het einde van mijn droom, want ik zie de bewaarder en de dierenarts in de verte, ze gaan het hok binnen en hun bleke gezichten vertellen ons veel over wat ze ons gaan brengen.
Ik ben blij, zie je, want over een paar momenten zal ik alles vergeten en zal ik, net als twee jaar geleden, in slaap vallen op jou, mijn enige grote vriend, ik zal voor altijd slapen dankzij euthanasie.
Ik heb een gebed voor alle mensen. Mij als kind doden zou mijn moeder pijn hebben gedaan, maar het zou beter voor me zijn geweest op deze manier.
En jullie hadden het vandaag niet hoeven doen.
|