Die ochtend was je al op en aan het pakken.
Je nam mijn voorbeeld en ik was zo blij.
Een kleine wandeling voor de vakantie.
We vertrokken in de auto.
Je stopte aan de kant van de weg, de deur ging open, je gooide me een stok toe...
Ik rende en rende en ving hem, maar toen ik me omdraaide was je weg.
In paniek rende ik alle kanten op om je te vinden, maar het mocht niet baten.
Ik werd met de dag zwakker.
Een man kwam naar me toe, deed me een riem om en ik kwam in een kooi terecht.
Toen wachtte ik tot je terug zou komen, maar dat deed je nooit.
De kooi ging open...
Jij was het niet, het was deze man die me oppakte.
Hij leidde me naar een kamer die naar de dood rook.
Mijn tijd was gekomen.
Lieve meester, ik wil dat je weet dat ondanks wat je me hebt aangedaan, het jouw beeld was dat naar me terugkwam voor mijn laatste adem, en als ik terug kon keren naar de aarde, zou ik naar jou rennen, want ik hield van je!
Tekst geschreven door Raeymaekers Danièle in juni 1986.