|
Op de bodem van de oude schuilplaats, in een houten nis, Al twee jaar lang ben ik mezelf aan het zuiveren omdat ik te veel in jou geloof, Elke dag wacht ik op je, zeker dat je zult komen, Elke nacht val ik in slaap zonder jou erbij. Toch weet ik zeker dat ik je zal herkennen, Kom en geef me een hand, ik lik het van je af, Je weet nog zo goed dat ik op je sprong, Je streelde me, ik danste van vreugde. Wat gebeurde er die 16e juni, Blij als je was, herinner ik me nog goed, Je floot en zong terwijl je je koffers pakte, Dat je me vastbond, daar, voor die kerk. Ik kan het niet begrijpen en zal het nooit geloven, Dat jij, die zo teder was, zo slecht kon zijn, Misschien ben je ver weg, in een ander land, Maar als je terugkomt, ben ik te oud. Jouw afwezigheid weegt op mij, en de dagen zijn zo lang, Mijn lichaam is uitgeput en mijn hart rouwt, Ik heb nergens zin in en ik word zo lelijk, Dat niemand me ooit zal adopteren. Maar ik wil niet dat iemand mij een meester vindt, Ik laat mijn tanden zien en zie er verraderlijk uit, Voor wie me wil nemen, of strelen, Om alle illusies weg te nemen. Want ik wacht op je, klaar om je te vergeven, Om je te vullen met vreugde, zo goed als ik kan, En ik weet zeker, zie je, dat we samen zullen weten hoe, Leven gelukkige dagen van verzoening. Hiervoor ben ik bereid een grote inspanning te leveren, Om dicht bij je te blijven, om over je te waken als je slaapt, En om tevreden te zijn, hoe hongerig ik ook ben, Een ordinair botje en een stukje brood. Ik heb nooit een woord gezegd toen je me sloeg, Zonder reden, toen je boos was, Je had het volste recht, ik stond tot je dienst, Ik hield oneindig veel van je, ik accepteerde al je ondeugden. Je ketende me of sloot me op, Je liet me dagen achter zonder eten of drinken, Ik sliep vaak in mijn dakloze kennel, Verlamd en stijf van de kou. Maar als je terugkomt, gaan we samen weg, We lopen samen door de deur die eruit ziet als, De deur van een gevangenis die ik niet langer wil zien, En waarin ik, helaas, zoveel zwart verpletterd heb. Daar eindigt mijn droom, want ik zie de bewaker, Dan de verpleegster en de dierenarts verderop, Ze komen het verblijf binnen en hun bleke gezichten Vertellen ons veel over wat ze ons brengen. Ik ben blij, zie je, want in een paar momenten, zal ik alles vergeten, en zoals twee jaar geleden, Ik viel in slaap op jou, mijn lieve en grote vriend, Ik zal voor altijd slapen, dankzij... euthanasie. En als je op een dag toevallig weer aan me denkt, Laat geen tranen, word niet emotioneel, Voor jou was ik “gewoon een hond”, jij verkoos de zee, Als je het eerder had geweten, had ik minder betaald. Voor alle mensen zeg ik een gebed, Mij als kind doden zou mijn moeder pijn gedaan hebben, Maar het zou beter voor me zijn geweest op deze manier, En je had het vandaag niet hoeven doen.
|