“Ja, ik weet het, ik beweeg niet, ik beweeg niet meer...”
Het stinkt hier, de geur van drugs en dierenzweet. Ik ben oud, ik verlies mijn haar en ik kan niet eens krabben zoals ik wil. Toch maak ik me een beetje zorgen in deze wachtkamer. Achter de ondoorzichtige deur klinken vreemde geluiden, gedempte miauwen, sussende woorden en het sluwe geklik van flesjes op glazen planken. Ik kan niet goed horen, maar mijn meester is bij me. Ik kan ook niet goed zien, en ik kan ook schaduwen van patiënten zien...
Ik kon vanmorgen niet opstaan, ook al is mijn mand niet hoger dan normaal. Mijn achterhand is achtergebleven bij mijn wilskracht en dan heb ik een scherpe pijn over mijn hele ruggengraat, schreeuwend om... de dood. Ik heb al een paar dagen niet gegeten en de vliegen doen zich tegoed aan mijn vers gekookte eten. Ik kan ze niet van mijn eten afhouden en ik heb geen honger. Ik kan niet eens blaffen, mijn stem is schor en moe, en ik zou het huis van mijn meester vandaag niet in de gaten kunnen houden. Een klein meisje kijkt me aan, ik denk dat ze me wil aaien en voor haar kan ik haar een likje over haar hand geven. Maar ik kan niet bij haar lieve gezichtje...
"Niet bewegen!"
Mijn baasje aait over mijn hoofd en krabt over mijn oren, ik vind het fijn... Ik sluit mijn ogen van genot als hij dat doet... Ik wou dat hij nooit ophield. Toen ik nog een kleine pup was, nam hij me altijd in zijn armen en lazen we samen de krant. Hij legde pagina's op de grond om me te leren lezen, denk ik. Nu houdt hij een tijdschrift vast, maar hij lijkt er niet erg in geïnteresseerd. Hij kijkt veel naar me. Ik zoek zijn ogen, maar hij laat ze niet zien en hij streelt me nog steeds zoals hij deed toen ik klein was. Op sommige momenten kronkelt een pijn in mijn rug en mijn poten beginnen te trillen en krabben over de koude witte tegels. Het doet pijn...
“Sage...”
Ik doe wat ik kan... Het lukt me om mijn poten terug te krijgen, een beetje kreunend. Ik wacht in deze donkere en vreemde kamer; de neonlichten flikkeren en ik rust met mijn hoofd op de schoen van mijn baasje. Ik kan best proberen een dutje te doen als de pijn me even mezelf doet vergeten, maar hij gaat niet weg zonder mij. In mijn slaap denk ik terug aan de lange wandelingen die ik maakte met mijn baasje, mijn geblaf was zijn gelach en zijn gelach ons geluk. Hoe vaak was ik niet in staat om hem zijn stok te brengen, alsof hij hem opzettelijk verloor door hem zo ver mogelijk te gooien. Hoe vaak heb ik hem niet gewaarschuwd wanneer kwaadwillende voorbijgangers, plunderende indringers, duistere schurken op zoek naar kattenkwaad, de paden van ons jonge huis kruisten... Hoe vaak heb ik die grote katten niet op de vlucht gejaagd, gewoon voor het plezier om de pluim van hun geërgerde staarten te zien zwellen?
"Het was goed..."
De kwijlende tong in zijn mondhoek, altijd klaar voor de bal en urenlang spelen, en het was mijn meester die altijd als eerste opgaf. Ik voel dat hij zijn voet niet meer durft te bewegen en de krampen moeten hem parten spelen. Ik kijk naar hem met één oog, om hem in de gaten te houden. Hij voelt zich niet erg op zijn gemak en hij ruikt vreemd...
We zijn veilig, we zijn samen. En toch ben ik ook niet erg rustig. Het kleine meisje legt haar vinger op mijn kokende neus en ik sluit mijn ogen voor deze vriendelijke aandacht. Ik moet in een van haar prentenboeken staan. Mijn baasje praat in zichzelf en zegt dat hij het nooit meer zal doen, omdat het te veel pijn doet, omdat hij helemaal alleen in zijn grote huis zal zijn, voor deze lege kom en deze bal die niet meer rolt, doof van het blije blaffen en het vergaan van de strelingen. Ik begrijp niet alles, maar ik ben het met hem eens, want hij is mijn baasje...
Gisteravond hebben de kinderen in huis me heel veel knuffels gegeven, natte kusjes nog meer dan anders, en er stonden tranen in hun ogen. Ze hadden mijn bal en mijn stok meegenomen als offer, en mijn lievelingsdeken op mijn rug gelegd. Ze waakten over me in mijn mand en ik kan niet geloven dat ik al die jaren over iedereen heb gewaakt. Mijn meester is vannacht lang bij me gebleven, ik denk niet dat hij slaperig was. Misschien heeft hij ook wel een zere rug...
En toen ging de stiekeme deur open en plotseling was ik bang...
Een zweem van vreselijke geuren overviel mijn trillende neus. Een witte jas pakte me op en mijn meester stond daar als een machteloos standbeeld, wanhopig tot de tijd om was. Hij kijkt me aan door zijn stille tranen en ik begrijp niet alles. Ik kijk hem ook aan met de ogen van een oude hond geslagen door het leven en hij begrijpt het, hij is mijn Meester....