Serval |
||
Hij is een wild dier |
Land van oorsprong |
Savanne van Afrika | |
Vertaling |
Francis Vandersteen |
Het bezit van dit dier is niet toegestaan Koninklijk Besluit tot vaststelling van de lijst van niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren die wel gehouden mogen worden (M.B. 24.08.2009) |
De serval is een katachtige uit de onderfamilie van de katachtigen. Het is de enige soort in het geslacht Leptailurus. DNA-analyses hebben aangetoond dat de serval afstamt van dezelfde voorouder als de leeuw, maar dat hij een unieke afstamming vormt die niet nauw verwant is aan andere kattensoorten, hoewel hij wel enkele punten gemeen heeft met de cheeta. Andere studies geven echter aan dat de serval nauw verwant is aan de Afrikaanse gouden kat en de caracal. Hij is ongeveer 85 tot 112 cm lang, met een staart van ongeveer 30 tot 50 cm. Zijn schofthoogte is 54 tot 66 cm. Vrouwtjes wegen tussen 9 en 16 kg, mannetjes tussen 12 en 26 kg. Hij heeft lange poten en een slanke kop; zijn oren zijn lang en breed in vergelijking met zijn kop en hebben de kenmerkende afgeronde vorm. Dankzij zijn oren en lange nek kan de serval horen en zien boven het hoge gras van de savanne. Het uiterlijk van zijn vacht varieert: hoewel de meeste servals cheetah-achtige vlekken hebben, hebben sommige slechts een paar vlekken boven de ogen en ringen rond de staart. De serval is een van de katachtigen die kan spinnen; het spinnen gebeurt bij het in- en uitademen. De serval kan ook spugen, grommen en miauwen. De serval is een carnivoor, die zich voedt met andere zoogdieren zoals knaagdieren (zoals ratten), konijnen, damans, dwergantilopen (ourebis, dik-diks, steenbok) en vogels, maar ook met insecten en kikkers. De serval heeft weinig interesse in grote prooien, 90% van zijn prooien wegen minder dan 200 gram. De serval eet snel en als zijn prooi te groot is, kan hij soms zijn keel blokkeren, waardoor hij gedwongen wordt om uit te braken. Kleine dieren worden in hun geheel opgegeten. Bij grote dieren eet hij het vlees en de kleine botten op, maar laat hij de organen, huid, hoeven of snavel achter. Om beter te kunnen jagen op de savanne heeft de serval zeer lange poten (de langste van alle katachtigen, in verhouding tot de grootte van zijn lichaam). Hij kan snelheden tot 80 km/u halen. Zijn lange poten en nek stellen hem ook in staat om over hoog gras te turen, terwijl hij met zijn grote oren een prooi kan horen, zelfs als deze zich onder de grond beweegt. Tijdens de jacht kan de serval tot 15 minuten stil blijven liggen, met gesloten ogen, terwijl hij luistert naar een prooi in de buurt. Nadat hij zijn prooi heeft gevonden, meestal in de schemering, en vaak met behulp van zijn gehoor, springt de serval met behendigheid. Hij kan tot vier meter lang en meer dan een meter hoog springen voordat hij zijn slachtoffer met zijn voorpoten raakt. Dankzij zijn springvermogen kan hij vogels vangen tijdens hun vlucht. Zijn sprongen kunnen soms wel drie meter hoog of zes meter lang zijn. De serval is een zeer effectieve jager, die in bijna 50% van zijn pogingen slaagt (met een algemeen succespercentage van 67% per jachtnacht), terwijl de meeste katachtigen slechts in ongeveer één op de tien aanvalspogingen slagen. Servals spelen vaak enkele minuten met hun prooi voordat ze hem opeten. Meestal verdedigen ze hun voedsel fel tegen andere roofdieren die het proberen te pakken, waarbij mannetjes vaak agressiever zijn dan vrouwtjes. |