Laplandse Herdershond

FCI standaard Nº 284

Land van oorsprong
Finland
Vertaling
Francis Vandersteen
Groep
Groep 5 Typ Spitz en primitief type honden
Sectie
Sectie 3 Scandinavische waakhonden en hoeders
Werkproef
Zonder werkproef
Definitieve erkenning door de FCI
vrijdag 13 november 1970
Publicatie van de geldende officiële norm
vrijdag 12 maart 1999
Laatste update
vrijdag 12 maart 1999
En français, cette race se dit
Berger finnois de Laponie
In English, this breed is said
Lapponian Herder
Auf Deutsch, heißt diese Rasse
Finnische Lapplandhirtenhund
En español, esta raza se dice
Pastor Finlandés de Laponia
In zijn land van herkomst is zijn naam

Lapinporokoira

Gebruik

Laplandse rendier hoeder.

Kort historisch overzicht

Al meer dan honderden jaren hebben de Suomen honden van hetzelfde type als de Laplandse rendierhond als rendierhoeders gebruikt. De goedkeuring van het rassenregister begon in de jaren '50. Op dat moment werden de huidige Finse Lappenhond en de Laplandse rendierhond nog gezien als één en hetzelfde ras. De Laplandse rendierhond kreeg zijn eigen rasstandaard op 10.12.1966, aangezien men had vastgesteld dat er twee verschillende types rendierhoeders bestonden.

Algemeen totaalbeeld

Een middelgrote, hoedende spitshond, duidelijk langer dan de schofthoogte. Hij heeft sterke botten en spieren. De hond is gespierd, nochtans mag hij niet de indruk geven te zwaar te zijn. Het geslacht zou duidelijk waarneembaar moeten zijn. De vacht is aangepast aan het noordpool klimaat.

Belangrijke verhoudingen

De lengte van het lichaam is ongeveer 10% langer dan de schofthoogte. De diepte van het lichaam is ongeveer de helft van de schofthoogte.

Gedrag en karakter (aard)

Volgzaam, kalm, vriendelijk, energiek en bereid te werken. Blaft gemakkelijk tijdens het werken.

Hoofd

Bovenschedel

Hoofd
Langschedelig, de snuit is iets korter dan de schedel.
Schedel
Slechts licht gewelfd. De frontale groef is duidelijk en de wenkbrauwranden zijn welomlijnd. 
Stop
Licht hellend.

Facial region

Neus
Bij voorkeur zwart, maar in harmonie met de vachtkleur.
Voorsnuit
Van bovenaf en in profiel bekeken versmalt de snuit licht naar de neus toe.
Lippen
Strak.
Neusbrug
De neusbrug is recht.
Kiezen / tanden
Sterke kaken en tanden. Schaargebit.
Wangen
De jukbeenbogen zijn duidelijk gemarkeerd.
Ogen
Bij voorkeur donker van kleur, maar wel in harmonie met de vachtkleur. Zijn ovaalvormig en relatief ver uiteen geplaatst. Ze hebben een levendige, attente en scherpzinnige uitdrukking, tevens is er in de ogen van de teven toewijding en trouw te bespeuren.
Oren
Staande, spitse oren van gemiddelde lengte, eerder wijd uiteen geplaatst, vrij breed aan de basis. De binnenkant van het oor is overvloedig bedekt met haar, in het bijzonder aan de basis.

Hals

De hals is sterk en middelgroot van lengte. Er is een geleidelijke overgang naar de schouders. Zonder halskwab.

Lichaam

Schoft
Duidelijk zichtbaar.
Rug
Sterk en gespierd.
Lendenpartij
Kort en gespierd.
Croupe
Vrij lang en licht schuin aflopend.
Borst
De borstkas is diep, lang en ruim, maar niet erg breed.
Ribben
De ribben hebben een duidelijke boog.
Onderlijn en buik
Zacht oplopend.

Staart

De staart heeft een gemiddelde lengte, zet laag aan en is overvloedig bedekt met haar. In rust hangt de staart naar beneden. In beweging wordt hij gehouden in een lichte boog, daarbij mag hij niet over de rug komen. In actie mag de staart ook cirkelvormige bewegingen maken.

Ledematen

Voorhand

Algemeen
Krachtig, vastgemaakt aan het lichaam met sterke spieren, toch nog heel beweeglijk. Gespierd en vrij hoekig gevormd. In vooraanzicht recht en parallel.
Schouders
Schuin aflopend en gespierd.
Ellebogen
Niet echt naar binnen of buiten gedraaid, dicht bij het lichaam, recht naar achter wijzend.
Onderarm
Verticaal.
Voorvoetwortelgewricht
Pezig en flexibel.
Voormiddenvoet
In profiel gezien, licht schuin aflopend, wat een flexibele beweging mogelijk maakt.
Voorvoeten
Langs alle zijden eerder ovaal gevormd. Ze zijn dicht behaard. De tenen zijn gebogen, de voetkussens zijn dik en elastisch.

Achterhand

Algemeen
Hoekig. Van achteruit bekeken parallel en recht.
Dijbeen
Vrij lang en breed met goed ontwikkelde spieren.
Onderbeen
Vrij lang en pezig.
Knie
Vooruit gericht, de hoek is duidelijk gevormd.
Achtermiddenvoet
Eerder kort, verticaal en evenwijdig.
Spronggewricht
Vrij laag geplaatst, de hoek is duidelijk gevormd.
Achtervoeten
Net als de voorpoten. Bij voorkeur zonder wolfsklauwen.

Gangwerk

Vrij, flexibel, moeiteloos en krachtig. Hij kan onvermoeibaar draven. Bij een snelle draf neigt hij naar single-track.

Huid

Strakke huid zonder rimpels.

Coat

Haarkwaliteit
De dekvacht heeft een gemiddelde tot lange lengte, is recht, eerder opgericht en ruw. De ondervacht is fijn en dik. Op de hals, borst en op de achterzijde van de dijen is de ondervacht meestal dichter en langer.
Haarkleur
Zwart in verschillende tinten, ook grijs en donker bruin zijn toegelaten. Lichtere tinten en markeringen dan de basiskleur zijn toegestaan aan het hoofd, de onderste delen van het lichaam en de poten. Witte markeringen op de hals, borst en poten zijn ook toegelaten. De ondervacht is zwart, grijs of bruinachtig.

Maat en gewicht

Schouderhoogte
Ideale hoogte voor reuen 51 cm, voor teven 46 cm, ± 3 cm afwijking wordt getolereerd.

Defecten

• Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de ernst waarmee de fout aangemerkt moet worden, in verhouding staan ​​tot de mate en het effect ervan op de gezondheid en het welzijn van betreffende hond en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten.
• De vermelde fouten moeten in ernst zijn.

General defecten

 Niet mannelijk reuen en niet vrouwelijke teven.
 Zeer lichte ogen in een zwarte hond.
 Oren met slappe uiteinden.
 Staart gekruld of gebogen over de rug gedragen.
 Zachte, golvende of gladde vacht.
 Zonder ondervacht.

Defecten die leiden tot uitsluiting

 Agressief of schuw.
 Bovenvoorbijt of ondervoorbijt.
 Hangende oren.

NB :

• Elke hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen moet worden gediskwalificeerd.
• De gebreken hierboven vermeld, wanneer zij zich voordoen in een zeer duidelijke graad of frequent, zijn diskwalificerende.
• Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn ingedaald.
• Alleen functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw moet worden gebruikt voor de fokkerij.

Bibliografie

https://www.fci.be/