Landseer (Continentaal Europees type) |
||
FCI standaard Nº 226 |
||
Land van oorsprong |
Duitsland / Zwitserland | |
Groep |
Groep 2 Pinschers en Schnauzers - Molossers rassen - Zwitserse Sennenhonden | |
Sectie |
Sectie 2.2 Molossers Type berg | |
Werkproef |
Zonder werkproef | |
Definitieve erkenning door de FCI |
woensdag 24 augustus 1960 | |
Publicatie van de geldende officiële norm |
woensdag 24 augustus 1960 | |
Laatste update |
woensdag 01 oktober 1997 | |
En français, cette race se dit |
Landseer Type continental européen | |
In English, this breed is said |
Landseer European Continental type | |
Auf Deutsch, heißt diese Rasse |
Landseer Europäisch kontinentaler Typ | |
En español, esta raza se dice |
Landseer Tipo europeo continental |
Gebruik |
Guard Dog, Companion. |
Algemeen totaalbeeld |
De Landseer moet de indruk maken van een grote, sterke, harmonisch gebouwde hond. Vooral de reu staat in verhouding hoger op de benen dan de zwarte Newfoundlander. De bewegingen van zijn gespierde benen moeten een licht, ruim gangwerk vertonen. |
Hoofd |
||
Bovenschedel |
||
Hoofd |
Huid van het hoofd zonder plooien, met kort fijn haar. Markant gevormd hoofd, edel van uitdrukking. | |
Schedel |
Breed en massief. Het achterhoofdsbeen goed ontwikkeld. | |
Stop |
Duidelijk, doch niet zo steil en geprononceerd als bij de Sint Bernard. |
Facial region |
||
Neus |
Zwart gepigmenteerd. | |
Voorsnuit |
Lengte van de snuit is gelijk aan de diepte van de snuit gemeten vóór de stop. | |
Lippen |
Droog en zwart gepigmenteerd; bovenlippen zo strak mogelijk, de onderlippen iets bedekkend, niet kwijlend. | |
Kiezen / tanden |
Schaargebit. | |
Wangen |
De matig ontwikkelde wangen gaan geleidelijk in de snuit over. | |
Ogen |
Middelgroot, matig diep liggend, bruin tot donkerbruin; lichtbruin mag toegestaan worden, met vriendelijke uitdrukking, amandelvormig, bindvlies niet zichtbaar. Uitgesproken lichte ogen (zwavel- of grijsgeel) en ogen die te dicht bij elkaar staan zijn foutief. | |
Oren |
Middelgroot, tegen de ogen gelegd tot de binnenste ooghoek reikend, driehoekig van vorm, onderkant iets afgerond, hoog aangezet, maar niet te ver naar achteren en glad tegen de zijkanten van het hoofd aanliggend; met fijne korte beharing, alleen aan de achterkant van de wortel wat langere franje. |
Hals |
In doorsnede niet geheel rond, maar enigszins eivormig, stijgt de hals gespierd en breed van de schouder-borstpartij naar de kop. Bij symmetrische bouw bedraagt de lengte van de achterhoofdsknobbel tot de schoft ongeveer 3/4 tot 4/5 van de hoofdlengte van achterhoofdsknobbel tot de neus gemeten. Geprononceerde keel- of halswammen zijn niet gewenst. |
Lichaam |
||
Algemeenheid |
Het lichaam moet van schoft tot staartaanzet ongeveer twee maal de lengte van het hoofd hebben. Van de schouders tot het kruis breed en krachtig. | |
Rug |
Stram en recht. | |
Lendenpartij |
Gespierd. | |
Croupe |
Breed, door sterke spierkussens naar opzij en naar achteren mooi afgerond. | |
Borst |
Tussen de zeer gespierde schouders is de borst diep en breed met overeenkomstig krachtig gewelfde ribben van de borstkas. | |
Onderlijn en buik |
Weinig opgetrokken. Tussen buik en lendenen moet een vlakke inzinking van de flanken duidelijk zichtbaar zijn. Zwakke rug, zadelrug, slappe lendenen en te korte achterste ribben met sterk opgetrokken buik zijn fouten. |
Staart |
Stevig, hoogstens tot even beneden het spronggewricht reikend, zeer dik en bossig behaard, maar geen veer vormend. Als de hond stilstaat en in rust is, moet de staart naar beneden hangen met, eventueel, een lichte bocht naar boven aan het einde. Bij opwinding en in de beweging mag de hond hem rechtuit gestrekt met een lichte buiging naar boven van de staartpunt dragen. Knikstaarten of over de rug gekrulde staarten zijn verwerpelijk. |
Ledematen |
Voorhand |
||
Algemeen |
Sterke van de schouders komende spierbundels omvatten de krachtige botten van de bovenarm, waaraan zich met juiste hoeking de krachtige botten van de van voren gezien kaarsrechte, goed gespierde benen aansluiten. Het gehele been is tot aan het polsgewricht licht bevederd. | |
Ellebogen |
Ze sluiten aan bij het onderste deel van de borstkas, zijn vrij hoog geplaatst en zijn recht achteruit gericht. |
Achterhand |
||
Algemeen |
De achterhand moet krachtig zijn. De achterbenen moeten zeer vrij bewegen en zij moeten sterke botten hebben, die bedekt zijn met stevige spieren. De achterbenen zijn matig bevederd. | |
Dijbeen |
Bijzonder breed ontwikkeld. | |
Spronggewricht |
Hubertusklauwen zijn verwerpelijk en moeten zo spoedig mogelijk na de geboorte verwijderd worden. Koehakkige stand en gebrek aan hoeking zijn fouten. |
Gangwerk |
De beweging en gangwerk van de gespierde benen is stuwend en ruim uitgrijpend. |
Coat |
||
Haarkwaliteit |
De beharing moet, behalve op het hoofd, lang, zo recht mogelijk en dicht zijn, en bij het aanraken fijn aanvoelen. De bovenvacht is voorzien van ondervacht, doch niet zo dicht als bij de zwarte Newfoundlander. Een licht golvende bovenvacht op rug en heupen is niet verwerpelijk. Tegen de draad geborsteld moet het haar vanzelf weer in de juiste toestand terugvallen. | |
Haarkleur |
De grondkleur van het haar is zuiver wit met losse zwarte platen op romp en kruis. De hals, de voorborst, de buik, de benen en de staart moeten wit zijn. Het hoofd is zwart. Gewenst is een witte snuit met een witte, symmetrische, niet te brede, doorlopende bles. Nog voorkomende zwarte, kleine vlekjes in het wit zijn geen fout, maar moeten er toch uitgefokt worden. |
Maat en gewicht |
||
Schouderhoogte |
Bij de reuen gemiddeld tussen 72 en 80 cm. Bij de teven gemiddeld tussen 67 en 72 cm. Kleine verschillen naar boven of naar beneden zijn toegestaan. |
Defecten |
• Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de ernst waarmee de fout aangemerkt moet worden, in verhouding staan tot de mate en het effect ervan op de gezondheid en het welzijn van betreffende hond en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten. • De vermelde fouten moeten in ernst zijn. |
Defecten die leiden tot uitsluiting |
Agressief of schuw honden. |
NB : |
• Elke hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen moet worden gediskwalificeerd. • De gebreken hierboven vermeld, wanneer zij zich voordoen in een zeer duidelijke graad of frequent, zijn diskwalificerende. • Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn ingedaald. • Alleen functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw moet worden gebruikt voor de fokkerij. |
Bibliografie |
https://www.fci.be/ |